Mijn ervaringen op Ambon

School voor dove kinderen in Kopertis.

November 2015

Warm welkom op Ambon
Vandaag precies een week van huis, het lijkt veel langer zegt mijn hoofd. Mijn hart weet wel beter. Als ik hier werkelijk langer zou zijn, had het allang van zich laten horen. Ik voel mij bruisend en liefdevol als ik zie (mijn ego ziet) hoe alle mensen die ik tegenkom, naar mij lachen, mij een goede morgen/middag of avond wensen, elkaar aanstoten als ik langs loop, een praatje willen maken, of vragen of ze met mij op de foto mogen, moeders die de hand van hun kind pakken om samen mijn huid te voelen. Dat ik onder mijn ogen enorm rode uitgedroogde vellen heb hangen, stoort ze blijkbaar niet. De theezakjes die daar hangen zorgen ervoor dat als ik op de kop hang, bijvoorbeeld met het wassen van mijn haren, mijn ogen dicht gaan zonder dat ik daar ook maar iets voor hoef te doen. Dan weet je nu hoe groot ze zijn. Om het zelf te ervaren de volgende oefening: Ga met je hoofd naar beneden hangen, kun je zien wat er voor je is? Zo ja, dan is er fysiek niks aan de hand met jou. Kun je nagaan hoe ik eruit zie en dat ze dan nog met mij op de foto willen! ‘Ha!’, hoor ik je denken, ‘daarom stoten ze elkaar aan en willen ze met je op de foto. Ik interpreteer al deze reacties als liefdevol en vriendelijk en het vervult mijn behoefte aan acceptatie.

Afval
Met het installeren van onszelf en onze spullen in het huis, hebben we bij het opruimen en schoonmaken e.e.a. weggegooid. Achter in de tuin is de ‘grijze container’ om het zo maar te zeggen. Maar ook binnen staat  een super klein afvalemmertje met daarin een plastic zakje. Op mijn vorige vakantie toen ik het volle zakje eruit haalde en vroeg waar ik het moest laten, antwoordde Ietje -de vrouw die op het huis past als er geen gasten zijn- : ‘Leg daar maar op’ en ze wees naar een golfplaten afdakje dat tegen de tuinmuur stond. Ik heb dat toen braaf gedaan en zag het aantal zakjes groeien. Op een dag brandde een bultje bladeren in een hoekje van de tuin en de plastic zakjes stonden niet meer op het afdakje. Mingus, haar man, zat op zijn hurken bij het vuurtje te wapperen met een bananenblad. ’Heeft hij ook al dat plastic verbrand?”, riep ik toen vol ongeloof tegen John en wees op de lege plek waar de zakjes hadden gestaan. ‘Wil jij hem vertellen dat dat in Nederland echt niet mag, plastic verbranden!’ Met deze ervaring in mijn geheugen vroeg ik mij af wat ik deze maanden zou kunnen doen om bij te dragen aan de zorg voor het milieu. Ineens schoot mij te binnen dat ik in Ambon-stad bakken had gezien voor plastic afval. Ik had gehoord dat de regering meer oog had gekregen voor het milieu en dat dit een nieuwe actie van hen was. Mijn voornemen is om elke keer dat ik naar Ambon ga, het plastic afval mee te nemen en daar te droppen. In de hoop dat het… tja welke hoop? Want ik heb allang gehoord van pater Böhm, die hier bijna 50 jaar woont, dat het afval opgehaald wordt bij de verzamelpunten, naar boven in de bergen gebracht wordt waar vervolgens alles, dus ook het plastic, in de fik wordt gestoken! Het enige waar ik nu aan bijdraag is dat er geen slechte plastic dampen vanuit mijn achtertuin richting de buren en de rest van Latualat walmt. Dat het plastic uit mijn zicht en ook uit mijn cirkel van invloed is, is slechts een heel klein steentje.

De Dood.
Bij alle huizen die ik tot nu toe heb gezien, is er in de woonkamer behalve een portret van Jezus nóg een lichtpuntje; een spaarlamp op volle sterkte, zonder lampenkap. ‘s Avonds kan ik daardoor onvoorstelbaar goed bij iedereen naar binnen kijken. Iets wat ik heel graag doe. Vanuit welke behoefte? Hint: mijn gevoelens, bij het naar binnen kijken nieuwsgierig, verwondering, verbazing.
Op weg naar mijn warme maaltijd, met mijn lege bordje in de hand, kijk ik bij Vera en Roy naar binnen. Ik zie een lichtbruine hoekbank van skai, daarop staat een pentilator (de ’v’ spreken ze hier niet uit). Op de salontafel een wit kanten kleed met daarop een mens. Op die tafel ligt iemand!? Wel heel erg stil dan! Ik vertraag mijn pas, doe alsof ik op John wacht en loer naar binnen. Zo lang kan niemand goed stil liggen op een salontafel! Heb ik dit echt goed gezien? Is dit waar?
Er zitten drie kinderen op de bank. Buiten rennen een paar kinderen achter elkaar aan waarvan één naar binnen holt en op de bank naast de anderen ploft. Onmiddellijk springen er twee op van de bank en rennen naar buiten, ik hoor lachende geluiden. John heeft mij ingehaald en samen lopen we verder. Op  de terugweg met mijn bord vol eten krijg ik weer de kans te kijken. Nu worden er  rijen stoelen buiten neergezet. De kinderen helpen al spelend mee.  Er ligt inderdaad iemand dood op de salontafel. Op de heenweg benam het mij de adem, nu voel ik mij geraakt en zachtmoedig.
Na het eten gaan wij erheen om te condoleren. De bloemen die op haar buik liggen  komen mij bekend voor. Vanmorgen vroeg een vrouw of ze bloemen uit onze tuin mocht plukken omdat haar tante was overleden. Naast de blote voeten van de overleden tante, staat 4711 en een flesje talkpoeder. Haar slippers staan ook op tafel. Haar broek is over haar heen gelegd alsof het lijkt dat ze deze aan heeft. Terwijl John met Vera praat, rijdt een oude pick-up het terrein op en laden mannen tafels en banken uit. Er wordt gepraat en gelachen.
Omdat Vera en Roy twee huizen verderop wonen, zie ik wat er de rest van de avond gebeurt. Er komen steeds meer mensen. Er komen een stuk of 15 mensen vanuit de kerk aan de overkant naar het huis gelopen. Ze nemen plaats op de stoelen. Ik hoor gezang, ik hoor iemand vertellen, ik versta het niet maar het klinkt als een gebed. Nu één zin hardop, de laatste klank ebt weg in de avond, gevolgd door stilte. Dezelfde zin opnieuw. Gezongen door allen.
De volgende dag nog meer bedrijvigheid. Achter uit de tuin komen geluiden. Getimmer en ik hoor dat er in de grond geschept wordt. Gepraat, gelach. Op de salontafel zie ik een stukje, ik denk van een kist zonder bovenkant. De zijkanten zandkleurig met witte motieven. Als ik niet beter zou weten, zou ik denken dat het uit een woonwinkel komt. De dode tante zie ik niet. Ik vermoed dat zij erin ligt. De manier waarop er samengewerkt wordt wekt bij mij de indruk dat het rouwen en delen intens is, dat naast verdriet er ook plezier is om met elkaar ervoor te zorgen dat tante netjes in haar graf komt te liggen. Dat ze dit zo met elkaar doen, komt omdat deze mensen geen verzekering hebben. Alle indrukken van deze twee dagen geven invulling aan mijn behoefte van verbinding, leren en inspiratie!
De volgende morgen gaat alles weer als vanouds. Uit de kerk komt om 5.30 uur weer muziek waar heel het dorp naar mag luisteren. De brommer geluiden worden langzaam meer en mengen zich met het getoeter en de muziek uit de taxibusjes .
 
P.S. Ik heb ook geen begrafenisverzekering!

Tjiktjaks
De schattigste beestjes die ik tot nu toe hier heb gezien. Hun ranke lijfjes, de zuignapjes aan hun tenen, het van links naar rechts bewegen van hun lijfjes als ze lopen. Fascinerend om te observeren hoe ze zich bewegen. Als ze merken dat hun schuilplaats is gevonden, die kopjes! Een korte en strakke beweging van links naar rechts en hun keus is gemaakt. Floep, vluchtend een kant op. ’s Nachts maken ze geluid. Terwijl ik het geluid probeer na te doen om de juiste letters te vinden die de klank nabootsen, schiet ik in de lach. Ik kan de letters voor dit geluid niet vinden! Zoek het geluid maar op YouTube.
‘Beware of the Tjiktjak’ had op iedere deur mogen staan. Bij elke kast die ik open doe zie ik nog een stukje staart wegschieten. Ik heb mijzelf geprogrammeerd nergens van te schrikken. Bij iedere greep naar iets in een kast, kan een Tjiktjak wegrennen. Be prepeared! Vandaag voel ik mij verdrietig om wat ik per ongeluk heb veroorzaakt.
De beide kasten op de slaapkamer zitten vol met lakens, tafelkleedjes, sarongs, gordijntjes en kussenslopen. Ik wil dit ordenen zodat ik niet, zoals vorige vakantie, eerst tien tafelkleedjes sta uit te vouwen om bij de elfde keer eindelijk een laken te hebben. Ik haal, op de sarongs na, alles uit de kast (dat doe ik sws graag in het leven) en leg het op bed. Uiteindelijk heb ik vijf stapels: de een- en tweepersoons lakens, de tafelkleden, kussenslopen en de gordijnen. In mijn hele leven heb ik nog nooit zoveel tafelkleedjes uit één kast zien komen!
Op de grond zie ik kleine witte kamferballetjes die overal heen gerold zijn. Bij een van die balletjes ligt iets grijzigs, heel klein. Voorzichtig tik ik er met mijn slipper tegenaan. Ik schrik. Het beweegt na. Ik pak mijn bril en hurk. Met mijn neus bij de grond zie ik dat het een baby Tjiktjak is met de eierschaal nog half om zijn lijf. Wat ik voor kamferballetjes heb aangezien blijken kapotte eierschaaltjes te zijn. Ik voel mij heel verdrietig. Ik betrap mijzelf erop dat ik liever had gehad dat hij dood was geweest. Grote kans dat de Tjiktjak die ik tegen ben gekomen met het uitladen van de meters tafellaken, zijn moeder is geweest. Zij had zich vast veilig gewaand tussen de zachte kleedjes. Haar lijfje rond de eitjes gelegd, wachtend op iets moois. Haar prille geluk ineens ruw verstoord. Ze slaat op de vlucht, haar baby’s achterlatend. Op een veilige plek wacht ze met haar hart in haar keel. Daarna sluipt ze terug naar waar ze haar baby’s heeft achtergelaten. Ze ziet de plank helemaal leeg! Wat nu?
Ik kijk nog een keer heel voorzichtig of het Tjiktjakje beweegt. Behoorlijk! Wie weet redt hij het?! Hoe gaat zoiets? Ruikt zijn moeder waar haar jong is? Zal ik hem straks terugleggen in de kast? Als hij daar dood gaat moet ik straks een babylijkje weghalen tussen de gordijnen. Laat ik hem hier liggen op de harde tegels? Stel dat niemand hem hier komt zoeken, wat dan? Dan is het akelig doodgaan lijkt mij, langzaam en pijnlijk. Dat zou ik hem kunnen besparen door…… (aaaah, dat gaat mij niet lukken, ik eet al geen dieren laat staan dat ik ze…..en dan moet ik daarna ook nog alles onder mijn slipper vandaan pulkenL) Maar stel dat ik het mis heb, stel dat hij zelf al iets kan? Dan zou ik hem buiten kunnen leggen. Misschien komen een paar larven op zijn pad, die zijn eerste trek vullen. Of kan hij niks en voelt hij straks dat er allemaal hapjes uit zijn lijf worden genomen als ik hem buiten leg. Ik voel me steeds ellendiger. Wat kan ik doen? Wat is de keus als het gaat om ‘goed’ te zorgen voor dit kleine menneke?
Heel veel uren gaan voorbij. Af en toe denk ik: ‘Zal ik gaan kijken?’ Ik durf niet. Buiten op het terrasje achter het huis kijk ik naar het houtwerk dat geschuurd gaat worden deze vakantie. Ondertussen lepel ik mijn noedelsoepje naar binnen en mijn oog valt op een geplette en uitgedroogde Tjiktjak, vastgeplakt in de sponning van de deur waar hij ongetwijfeld zijn laatste adem heeft uitgeblazen toen de deur een keer dicht ging en bleef. Mijn soep schuif ik aan de kant. Ik denk aan het baby Tjiktjakje dat ik op een papiertje bovenop de kast heb teruggelegd in de hoop dat zijn moeder daar naar toe zou gaan. Het Tjiktjakje dat daar waarschijnlijk in alle eenzaamheid, langzaam is gestorven……….

Behoefte aan helderheid? Vertrouwen?
Waarom gaat de ene ochtend de kerkklok om 4.40 uur gevolgd door een uur lang muziek en een andere ochtend luidt de klok om 5.30 en hoor ik drie nummers? Op maandag krijgen we tussen de muziek en het klokgelui nog een preek van c.a. 30 minuten. Ik heb inmiddels begrepen dat als er iemand is overleden, de klok helemaal niet gaat en er ook geen muziek is. Kan ik er dan nu op vertrouwen dat als ik ’s morgens niks hoor, er iemand dood is? Of verrast de kerk mij en zingt ie alsnog zijn lied om 6.30 uur? En weet ik pas na 6.30 uur zeker dat iedereen nog leeft? Er is een verschil met nu en de vorige vakantie, ’s avonds werden we getrakteerd op een volume stand als er muziek was, die het ons onmogelijk maakte elkaar te verstaan. Ik heb een donkerbruin vermoeden dat er met elkaar, in alle stilte, over is gesproken.

Vier de verschillen……?!
Er valt voor mij nog een en ander te accepteren. Volgens de jongen die bij het koffietentje werkt, denk aan Starbucks of Doppie, is het onmogelijk een warme cappuccino met een dikke schuimlaag te maken. Ik verheugde mij op de cappuccino nog voor ie besteld was. Toen ik hem met zijn dienblad onze kant op zag komen gingen mijn voeten bijna uit zichzelf trappelen! Waarom? Omdat een kop koffie zoals wij dat gewend zijn, hier amper te krijgen is. We hadden er een uur voor gereisd, voor dit koffietentje! Na twee slokken wist ik het zeker, als ik dit over mij heen zou gooien hoefde ik niet naar het brandwondencentrum. Voor mij was het kouder dan lauw! Nog een bestelling, dit keer door John. Hij naar de toonbank. Roept mijn kant op met de vraag of ik hete koffie wil. Ah, dat is er dus mis gegaan met de vorige bestelling. Het is net als bij thee hier. Wil je hete thee of lauwe thee. Welke temperatuur je ook besteld, je krijgt de thee sowieso met suiker erin, geroerd en al. Daar wordt geen vraag over gesteld.
De tweede ronde. Deze keer geen opgeklopte, schuimende melk boven op. Ik kijk vragend naar John. De jongen legt uit dat als je hete cappuccino wilt, je geen opgeklopte melk erop kan krijgen. Dat kan niet, de koffie is daar te heet voor. Ik neem een klein slokje en brand mijn mond. Die hete koffie klopt! Ik hoor mijn hersens kraken, vragen komen achterelkaar naar boven en ik houd mijn mond. Het frustrerende voor mijzelf is, dat ik weiger te geloven dat het onmogelijk is een lekker warme cappuccino te maken met opgeklopte schuimende melk! Ik weet dat ik bij mijn volgende bezoek de neiging om over hun schouder mee te kijken, moet gaan onderdrukken. Grrrr.

SLB Effatha in Kopertis
Maandag 16e kwamen we aan, woensdag de 18e werden we al opgehaald door, de 80 jarige, pater Böhm. Zijn collega reed en bracht ons naar de school voor dove kinderen. Het was de eerste vrouwelijk (auto) chauffeur die ik hier heb gezien. Onderweg een kort bezoekje bij een 100 jarige priester. Kees Böhm stelde mij voor en vertelde dat ik 5 maanden hier zou zijn en zuster Wihelma zou gaan helpen. Dat ik in NL ook op een school voor dove kinderen heb gewerkt en gebarentaal kan. ‘Maar op de SLB worden helemaal geen gebaren gebruikt!’ riep hij.
Na een rit van totaal 45 minuten kwamen we boven op de berg, bij de school aan. Daar werden we ontvangen door alle kinderen die aan kwamen rennen en zuster Wilhelma. Doordat ik geen Indonesisch spreek zouden de lessen ‘academic’ wat lastig worden zei ze. ‘De kinderen hebben van donderdag tot en met zaterdag lessen in verschillende vaardigheden en daar zou jij zeker iets in kunnen betekenen’, zei ze toen ze hoorde welke lessen ik gegeven had in Nederland. ‘Waar was je al die tijd!’, zei ze. Er werd gelachen. In het mail-contact dat ik vanaf NL met Kees Böhm had, had ik voorgesteld bijv. drie dagen daar te werken. Hij scheef dat zuster Wilhelma mij met open armen zou ontvangen, zij zo blij was omdat er niet veel mensen werkten en ondersteuning welkom was. Ook had ze een slaapplaats voor mij.
‘Goed, hoe nu verder?’, vroeg pater Böhm. Zuster Wilhelma haalde haar schouders op. Ik heb voorgesteld dat ik volgende week donderdag dan zou komen om 1 dag mee te draaien en dan te kijken hoe het gaat van beide kanten en daarna de vervolg afspraken te maken. Daarop werd bevestigend geknikt. Buiten gekomen wilde de collega van Kees Böhm een foto maken. Iedereen er op! Ik zie de kinderen naar elkaar gebaren, o.a. wie waar moet gaan staan.
Donderdag 26 november
Spannend, alleen in het taxibusje naar Ambonstad en daar overstappen op het taxibusje dat naar Kopertis gaat. Inmiddels is het al warm, 7.30 uur en ik loop door het steegje dat de chauffeur mij had aangewezen voor de taxi naar Kopertis. In het steegje zitten mannen op hun hurken, betjak of brommer. Ze kijken en vragen of ze mij een lift aan kunnen bieden. Ik zie nergens het taxibusje naar Kopertis. Ik loop weer terug en kijk in een zijstraat van het steegje. Ik zie een geel busje en gelukkig staat er Kopertis op! Er stappen mensen uit en ik stap in. De chauffeur rijdt direct weg. Ik heb gedachtes zoals: ‘Waarom wacht hij niet op meer mensen, dat is gebruikelijk, straks wil hij een hoop geld van mij, straks brengt hij mij naar een verlaten weggetje….’ Deze gedachtes maken dat ik mij wat angstig voel. In het steegje had ik nog mijn pokerface ‘mij maak je niks wijs, ik weet hoe het hier werkt’. Nu zit ik alleen in dit busje en rijd door straten waarvan ik mij niet kan herinneren of ik er vorige week ook door ben gereden. Ik voel mij opgelucht als de chauffeur stopt om een moeder met kind in te laten stappen. Ze gaan een heel eind mee de berg op. De weg wordt daar smaller en smaller, in Nederland zouden we zeggen dat het een fietspad is. Ze stapt uit met haar dochter en ik zit weer alleen. De auto klimt hoger en hoger tegen de steile berg over het smalle weggetje, af en toe een tegenligger. Ik herken het nu wel maar weet niet waar ik uit moet stappen. Ik zei: ‘Beta pigi skolah anak anak tuli’. Hij knikt en op een gegeven moment stopt hij. Nadat ik uitstap geef ik hem de 3000 roepia’s. Lijkt het zo of kijkt hij wat treurig? De vaste ritprijs is rp.3000 . Ik draai mij om en begin aan het laatste stukje klimmen richting de school.
Als ik aan kom lopen zijn er kinderen bezig in de tuin, bladeren vegen. Zodra ze mij zien wuiven ze en komen naar mij toe. Ze brengen mij naar een andere zuster. Zuster Wilhelma zit op Manado. Ik begrijp van deze zuster dat er straks een bijeenkomst is. Zij spreekt geen Engels. Ik hoor Telkomsel en ik hoor Natal. Natal is Kerst en Telkomsel zie ik op winkels staan en associeer ik met mobieltjes. Ik ben benieuwd. Om de tijd te doden gebaar ik tegen de kinderen dat ik meehelp met de bladeren tot de bijeenkomst begint. Ik krijg een bezem allemaal takjes samen gebonden, is hier de bezem voor buiten. Het schiet voor geen meter op om in het hobbelige gras of wat er voor door gaat, de bladeren bij elkaar te vegen. Ik pak de grote bladeren met mijn hand en heb daarna ontelbaar veel mieren over mijn armen lopen en het zweet druppelt bij zoveel inspanning al over mijn rug.
Op een gegeven moment worden de kinderen naar binnen gestuurd met de opdracht dat ze zich moeten wassen. Later verschijnen ze in hun schooluniform. We gaan met elkaar naar een gebouwtje op het terrein. Daar is een jongen bezig een microfoon te testen en zijn keyboard. Ik hoor een deuntje dat zich ontelbaar keer herhaalt.
Op een gegeven moment komen er uit 3 auto’s bijna 16 mensen. Het zijn horende mensen en gaan zetten in de zaal, een beamer en laptop klaar. Ondertussen zitten nu ook alle leerlingen en de docenten. De start is het uitdelen van een papier met daarop de tekst van de liedjes. De domina pakt de microfoon en begint te vertellen. Daarna gaat iedereen staan en gaan we zingen en swingen. Ze plukt een leerling uit stoel en laat het meisje naast zich staan. Ik heb de indruk dat ze hoopt dat het meisje mee gaat zingen en dansen. Het meisje blijft stil staan en mag na 1 liedje terug naar haar plaats. Na de liedjes krijgen we een tekenfilmpje, zonder geluid of ondertiteling. Het gaat over mieren die met elkaar onderweg zijn, ze kunnen niet verder want er is een kloof in de bergen, gelukkig vinden ze een stuk papier. Daar vouwen ze een vliegtuig van en vliegen over de kloof en zelfs nog veel verder. Ze komen midden in zee op een piep klein eilandje terecht en vouwen nu een bootje…..
In het verhaal van de domina had ik een paar keer het woord communicatie gehoord, meer had ik niet begrepen. Het filmpje snapte ik wel in die context. Dat ik anderhalf uur niks begrijp van de woorden die ik hoor, begrijp ik. Dat het voor de kinderen, die verplicht aanwezig zijn, net zo onverstaanbaar moet zijn geweest, roept een gevoel van verbazing op. Hoeveel meer hadden ze begrepen en misschien geleerd, als het hier normaal was om te gebaren en er een gebarentolk bij zou zijn geweest?
Na de dienst, worden veel foto’s gemaakt. Iedereen, ook ik, krijgt een cadeautje. Een kartonnen bakje met als inhoud: een gebakken iets waar vlees in zit, stukje kue lapies en een bekertje water. Daarnaast nog een vierkant plastic tasje met een kerstboom erop en erin een handdoek. Na de cadeautjes schudt iedereen elkaar de hand, nog meer foto’s worden gemaakt en wat gepraat. Een paar mensen spreken Engels en vragen wat ik hier kom doen. Ik voel mij blij dat ik verstaanbaar ben na een ochtend niks begrijpen. Na een kwartier is het bezoek vertrokken. De docenten, de zusters niet, gaan naar huis. Ik begrijp dat het de bedoeling is dat ik met ze mee ga. We lopen naar de plek van de taxibusjes en het komt, voor mij, tot een begrijpelijk gesprek tussen ons. Ik maak gebruik van mijn woordenboek, altijd in mijn tas. Een docent weet een paar woorden Engels en zodoende op mijn vraag wat de leerlingen vanmiddag gaan doen, hoor ik haar antwoorden dat ze lessen vaardigheid krijgen. Verbazing…..daar kom ik voor om mee te draaien toch? Ik voel mij gefrustreerd want dit kan ik niet duidelijk maken. Ik vraag wanneer ze les hebben in de salon. ‘Besok djam sepulu’ Hoera! Dat begrijp ik. Ik zeg dat ik er morgen om 10 uur ben.
SLB Effatha Vrijdag 27 november
Kwart voor tien loop ik het terrein op. Drie kinderen brengen mij naar een zuster. Zij is kerstjurkjes aan het maken voor de meisjes, paarse stof met kant en glimmende draadjes. Na een korte conversatie met behulp van mijn woordenboek gaan we allemaal naar buiten. Ik kan met de kinderen meelopen, zegt de zuster. Ze brengen mij naar een lokaal waar de rest van de leerlingen zit. Sommigen hebben een schrift op tafel liggen. Ik gebaar de vraag wat ze aan het doen zijn. Ze laten het zien, het is een Engels schrift. Al na een paar minuten voel ik mij ongemakkelijk. Waar blijft iedereen? Al is het maar één docent die van mijn part per ongeluk voorbij komt lopen. Ze krijgen nu persoonlijke verzorging had ik begrepen. Engels is een vak dat op één van de eerste drie dagen van de week wordt gegeven. Ik probeer wat helderheid te krijgen van ze. Ze knikken bij het woord salon, dat ik op het bord schrijf en ook bij 10 uur. Nu ik toch op het bord bezig ben, gebaar en teken ik hoelang ik heb gevlogen om hier te komen. Er komt interactie. Uiteindelijk staat het bord vol. Ik heb mijn kleine Nederlandse gebaren woordenboekje bij me en geef ze dat. Een meisje komt met een groot woordenboek aan Indonesisch-Nederlands en andersom. Hier staan veel meer woorden in dan in mijn toeristenboekje. Hoera! Het bord veeg ik schoon we hebben het over de gebaren. Veel gebaren komen overeen. De Nederlandse gebaren die ze niet kennen, willen ze graag weten. Die woorden zetten we op het bord en schrijven het Indonesische woord erachter. Als dit thema is afgelopen en ik vier keer heb ingegrepen bij leerlingen die elkaar aan het duwen en omgooien waren, schrijf ik ‘Animals’ op het bord. Dat zag ik in hun Engelse boek staan dat op het bureau lag. ‘Wie herkent dit woord?’ Zo gaan we verder. De leerlingen zijn mee aan het schrijven in hun schrift. Als het bord voor de derde keer vol is komt er een docent aan. Ondertussen is het 11.50 uur. Ik hoor haar dingen zeggen tegen de leerlingen. De klanken die ik hoor, maken op mij indruk dat ze wat bozig is. Ik denk natuurlijk dat dat op mij is. Ik hoor iets over Engels en dat ze dat op andere dagen krijgen, niet nu. Ik begrijp, als ze zich tot mij richt, dat de docenten een overleg hadden. Dat is nu afgelopen en de kinderen moeten zich gaan wassen. Ik probeer uit te leggen want, dit is een andere vrouw dan degene met wie ik gisteren de afspraak heb gemaakt deze vrouw liep gisteren wel mee naar het busje, dat ik voor de vaardigheid les in de salon was gekomen, om 10 uur. Ze knikt. De volgende afspraak staat: donderdag 4 december.
Op de terugweg voel ik mij gefrustreerd dat ik mijzelf niet kan uitdrukken zoals ik had gewild die ochtend. De behoefte begrijpen en begrepen worden, heb ik niet voldoende kunnen invullen voor mijzelf. Ik wil ook zo graag helderheid! Pieuw! Zucht. Ik overleg met mijzelf hoe ik dit ga aanpakken……….

Ziek
Vervolg vrijdag 26 november. Thuis, douchen en omkleden. Straks gaan we een bord eten halen. Ik voel een keiharde plek op mijn linker borst. Ik vergelijk die plek met de borstvoedingsperiode, destijds had ik ook wel eens van die harde klonten. Dit voelt pijnlijk bij elke beweging. Als ik mijn schone kleren aan heb krijg ik kippenvel. Eigenlijk best lekker bedenk ik mij. 39 Graden Celsius en ik heb het een keer niet warm! Dat ‘eigenlijk best lekker’ duurt kort. Binnen een uur lig ik op bed en voel me verschrikkelijk. Eten wil ik niet. De ventilator uit en een flanellen laken over mij heen. De enige gedachte die mij blij maakt is dat ik heb gezien dat de kattenbrokjes, die ik op de valreep die middag had gekocht en bij het schuurtje had gelegd, zijn opgegeten. Als ik ’s nachts naar de wc ga heb ik moeite om rechtop te blijven staan. Met de hooguit 10 passen die ik moet afleggen heb ik de muren nodig om niet om te vallen.
De volgende morgen voel ik mij een heel klein beetje prettiger, maar mijn linker borst is rood, keihard en twee cup maten groter! Ik maak een foto om het zelf te zien. De afspraak die we met Ongky, de neef van John, hebben om naar het internetcafé te gaan, zeggen we af.
Om 16 uur komt Maya, een dochter van Johns andere neef ze werkt als verpleegster in Ambon, langs om te kijken. Ongky had haar gebeld, zei ze. Als ik dit hoor schieten er tranen in mijn ogen. Vannacht voelde ik mij zo ellendig en dacht: ’Kreun, moet ik nog vijf maanden!’ en nu raakt het mij dat deze mensen bezorgd om mij zijn. Zonnesteek is de conclusie. John haalt voor mij die avond alleen een bordje gele rijst, nasi kuning. Na drie happen heb ik genoeg.
Zondagmiddag als ik buiten op een laag, smal betonnen muurtje in de schaduw lig, komen Mingus, Ietje en hun beide dochters. Cindy heeft een flesje in haar hand, het lijkt op lipgloss. Ze praten over mij. Ietje maakt mij duidelijk dat mijn benen gemasseerd moeten worden en of ik dat ok vind. Ik knik. De lipgloss wordt aan Ietje gegeven en ze rolt de roller over mijn been en begint te kneden. Het ruikt mentholachtig en is duidelijk geen lipgloss. Als beide benen, zowel de voor- en achterkant zijn geweest, pakt zij mijn armen. Af en toe roep ik ‘auw’, want dat doet het! Het laatste mijn nek. Ze geeft mij het advies om nu te gaan slapen. Ik ga. In bed voel ik mij warm van de aandacht die ik heb gekregen en hun intentie om een bijdrage te leveren aan mijn welzijn. Ik wil nog wel een paar maanden blijven.

De laatste dag van november
• Ik zit hier 14 dagen. Ik geniet dagelijks van de rookwalmen van de buren aan beide kanten. Zeven keer het huis ingevlucht omdat het zwarte rookpluimen waren……ik rook plastic! Eén keer mijn zojuist opgehangen was naar binnen gehaald toen de buurman begon zijn vuil te verbranden. Inmiddels laat ik het hangen als er een zelfde situatie is. Voor mij geen beginnen aan. Volledig losgelaten. GeaccepteerdJ. Wat ik nog wil leren, is een vuurtje stoken zoals ze hier doen. Weinig vuur en veel rook, ja echt! Waar rook is, is vuur. Nou hier weinig! Ik heb geprobeerd onze ‘grijze container te legen’ maar de vlammen kwamen boven de betonnen omheining, die c.a. 1.80m is, uit. Om de ‘grijze container’ staan zeven bananen bomen, die fikken gemakkelijk! Ik heb drie van die teilen, waar wij stucwerk in aanmaken, met water over de vlammen gegooid.
• Tjitjak schrik. Ik dacht dat ik qua dieren, schrik-proof zou zijn. Veeg ik mijn mond aan de theedoek af die aan de keukenmuur hangt, springt er een Tjitjak uit! Wat heb ik geleerd? Volgende keer, eerst de doek bij de punt pakken, wapperen en dan pas gebruiken.
• Nooit in het donker mijn bed uit en al helemaal niet op blote voeten! Thuis in Nederland kan dat. Hier niet. Vooral ’s nachts marcheren hele legers mieren door het huis. Heb ik het nog niet over de andere dieren die ik tegenkom waarom ik slippers aan zou doen, maar die mieren zijn voor mij opvallend vooral omdat ik ze overdag nooit zie.
• Ik voel me al veel prettiger. Mijn linker borst trakteer ik om de paar uur op ijs. We hebben hier een koelkast met één vriesvakje en gelukkig doet de stroom het al een paar dagen achter elkaar.

Dieren

December 2015

De innerlijke criticus en de opvoeder
SLB Effatha in Kopertis. Morgen is mijn afspraak op de school. Ik voel mij fitter dan gisteren. Mijn borstontsteking is nog niet over. Ik merk dat de innerlijke criticus vindt dat ik best heen kan gaan. De opvoeder heeft weer tegen argumenten. Zo ziet het er in een schema uit.
Innerlijke criticus Opvoeder
Als je nu niet gaat heb je nog maar 1 x voor vertrek naar Saparua, dat is de moeite ook niet, juist nu je duidelijkheid wilt Je bent gek als je gaat, ruim een uur in de snik hitte in dat busje, je bent amper echt hersteld van de zonnesteek en je borstontsteking is helemaal niet over!
Je voelt alleen je borst nog, de rest is al een stuk beter Je bent al moe als je aankomt, dan moet je er ook nog een hele dag zijn!
Je hebt toch gezien hoe blij de kinderen zijn dat er eens iets anders gebeurt dan op andere dagen?!! En er is vast niks geregeld qua meelopen van een les, of wie weet is er weer geen les net als vorige keer! Zit je daar maar moe te zijn, dan durf je niet direct weer te vertrekken voor je rust.
Je gaat die kinderen toch niet in de steek laten?! He hallo, het is ook je vakantie hoor!
Bovendien is het de kans om nu en volgende week dingen helder te krijgen zodat je in januari echt goed kunt beginnen. Het is je werk bij Novo niet, bovendien zou het zelfs dan onverstandig zijn om heen te gaan!
Nu ik het op heb geschreven is de keuze sneller gemaakt. Misschien een tip voor de volgende keer. Nu hebben die twee samen een half uur overleg gehad voor ik tot een besluit kwam. En wat gebeurde er na mijn besluit? Hoor ik ineens de innerlijke criticus, de opvoeder opnieuw aanspreken over de keuze thuis te blijven! Hij durft wel zeg!
Als ik de innerlijke criticus mag geloven, spreekt hij vanuit behoeftes zoals: vertrouwen ’afspraak is afspraak’ en om mijn behoefte aan helderheid in te vullen. Maar de opvoeder heeft eens doorgevraagd omdat zij de argumenten niet helemaal vertrouwde. Ze had het vermoeden dat hij sprak vanuit de behoefte aan acceptatie. Het klopt. Ik zou alleen maar heen gaan om te laten zie hoe betrouwbaar ik ben, om geaccepteerd te worden. Met de pijn in mijn borst en dit inzicht voel ik mij wat treurig en zoek naar de emmer empathie die ergens staat.

J.Krishnamurti I
Ik lees voor de tweede keer het boek: ‘Laat het verleden los. In hoofdstuk 7 schrijft hij op blz. 61 dat wij allen psychologisch van iets afhankelijk zijn. Hij vertelt in zijn voorbeeld dat hij afhankelijk is van een gehoor dat hem stimuleert. Hij ontleent aan het toespreken van een grote groep mensen, een soort energie. Daarom is hij afhankelijk van deze mensen, zijn publiek. Zijn ontdekking dat het zeer stimulerend werkt mensen toe te spreken brengt de vraag: waarom? Waarom is hij daar afhankelijk van? Zijn antwoord: ‘Omdat ik zelf oppervlakkig ben, er is niets in mijzelf; ik heb geen bron in mijzelf die altijd vol en rijk, krachtig, vloeiend, levend is. Dus ben ik afhankelijk. Ik heb de oorzaak ontdekt’. Dan komt er een stuk over het ‘kijken naar’ deze verstandelijke ontdekking. Een stuk dat ik herken en ook begrijp uit het kijken naar jezelf zonder oordelen vanuit NVC van Marshall B Rosenberg en uit een boek van Eckhart Tolle.
Denkend over wat ik net gelezen heb, zie ik beelden. Net een film met mij in de hoofdrol. Ik zie mijzelf jaren hollend van het ene ‘project’ naar het andere ‘project’, ik zie draadjes aan mijn armen en benen als bij een marionet. De draadjes staan o.a. voor de behoefte aan acceptatie. Ik voel mij ineens leeg, uitgeput.

1. Krishnamurti en NVC II
Alles wat we doen of juist niet doen, doen we om een bepaalde behoefte te vervullen volgens NVC. Ik denk aan alle behoeftes en ja, als de meesten vervuld zijn voel ik mij blij en heb energie. Hoe plaats ik dit van J. Krishnamurti als ik van het ene ‘project’ naar het andere ga, ondertussen mijn behoeftes: er toe doen, erbij horen, zorgen voor mijzelf en zorgen voor een ander, invul? Ik doe dingen nu veel bewuster. Ik bedenk meestal eerst vanuit welke behoefte ik iets doe. Enkele jaren geleden was ik meer de marionet. Ik doe dingen, ‘mijn projectjes’, omdat ik er voldoening (behoeftes zoals ontwikkeling, inspiratie, delen, zorgen voor een ander invul) uithaal. Die voldoening zorgt dat ik de behoefte ‘ goed voor mijzelf zorg’ invul.
Nu weet ik niet hoe ik het invullen van mijn behoeftes, ‘goed voor mijzelf zorgen’ zie met het afhankelijk zijn wat Krishnamurti beschrijft. Ik ben immers ook afhankelijk van die behoeftes om blij door het leven te gaan, toch? Hoe ziet het eruit als ik er geen werk van maak om de behoeftes die ik zelf kan vervullen niet invul, omdat het een afhankelijkheid kweekt. Wat vervolgens weer pijn oplevert. (Krishnamurti hoofdstuk 4, genoegens najagen, brengt pijn, frustratie, smart en angst met zich mee.)
Hoe zien jullie dat?

Rujak (plus recept)
In de wijk Salobar staan langs het water twaalf kraampjes waar je Rujak kan krijgen. Op deze net zo hete dag als andere, gaan we een lekker bakje Rujak halen.
Voor mij is het lastig kiezen welk kraampje, want een paar mensen, die klandizie ruiken, beginnen al te roepen ‘kom hier’. Ik probeer te kijken wie er nog geen klanten heeft. Dat zijn er meer dan vijf.
We kiezen een kraampje en gaan op het houtenbankje zitten. Ik kijk over de zee. Ik vind de zee prachtig blauw. Aan de overkant de groene beboste bergen. Het eiland Ambon heeft een de vorm van een hoefijzer. Wij zitten op dit moment aan een binnenzijde, ongeveer in het midden van het hoefijzer. In de verte zijn ze een brug aan het bouwen. Als ik in de zee kijk, zie ik plastic bekertje, kleding, zakjes en ander plastic.
De vrouw zet twee glazen bakjes klaar. Ze pakt uit haar vitrinekastje, voor de vliegjes het moment om te vertrekken, verschillende soorten fruit en snijdt ze vanuit de hand in stukjes die in onze bakjes vallen. Als beide bakjes gevuld zijn, komt de vraag waarop ik zit te wachtten. Ze draait zich naar ons om en vraagt: ‘Pedis?’ Ik heb elke mondhoek ter hoogte van een oor, mijn ogen maak ik groter en ik knik een paar keer kort achter elkaar. Haar hand pakt de pepertjes. Ik zie dat ze er drie in de ‘tjobe’ doet. Ze plet ze met een stuk steen dat hier ‘giling giling’ heet. Daarna zie ik nog vier pepertjes geplet worden. Oeps, ben benieuwd straks! Misschien is mijn antwoord anders geïnterpreteerd dan ik bedoelde.
Als de pepertjes fijngemalen zijn, pakt ze een hand vol vliespinda’s uit een emmer en doet ze bij de pepers in haar ‘tjobe’. Als ook deze fijn gemalen zijn, komt er een klont ‘gula java’ (donkerbruine suiker) bij plus een paar lepels sap van fruit. Ze blijft met de ‘giling giling’ alles pletten en tegelijkertijd met een spatel schept ze het door elkaar. Als het papje de juiste dikte heeft, wordt het ver onze bakjes met fruit verdeeld. Een plastic lepeltje en een lange saté prikker erbij.
Ik geniet.

Dieren
Voor de tweede keer binnen vier weken kijkt de rechter mij aan en hoor ik hem: ‘dood door schuld’ zeggen en slaat met zijn hamer. Ik kijk naar het jonge, dode vogeltje dat ik buiten aantref in mijn wasteil. Gisteren heb ik de vuile kleding in een sopje gedaan en als het lekker in de zon staat, wordt het goed warm. Bijna een 60 graden wasje, dat ik voor de handdoeken hier wel kan gebruiken! Ik heb het laten staan omdat ik geen zin meer had het uit te spoelen tegen de tijd dat er weer water uit de kraan kwam. Ik stel mij voor dat het dode vogeltje gisteren heel blij was, toen het de teil met water ontdekte en op de rand neer streek. Vervolgens constateerde dat hij er vanaf de rand niet bij kon en daarom het beste op dat gestreepte ding kon gaan zitten, dat half boven water uitkwam. Eenmaal daarop beland, voelde hij hoe de ondergrond zachter werd en zijn vleugels na zo nat werden, dat hij niet meer weg kon vliegen. Dood door verdrinking. Gek, ik zie dit en toch is er iets van ‘ik hoop dat ie nog leeft’. Waarom heb ik die gedachtes, het vogeltje is hartstikke dood. Ik vis de kleding voorzichtig uit het water en giet daarna de teil leeg in de ‘grijze container’. ‘The Circle of life’ van Elton John, hoor ik in mijn hoofd. Even voel ik me iets beter als ik mij bedenk dat er straks dieren blij zijn met dit dode vogeltje. Als ik dat beeld, drijvend dood vogeltje, maar van mijn netvlies poets, wil het wel.

Beelden op mijn netvlies
Ik zie dingen en op elk (on)gewenst moment zie ik ze weer. De beelden die ik heb opgeslagen. Beelden met voornamelijk dingen waar ik moedeloze ,wanhopige, verdrietige of gefrustreerde gevoelens van krijg.
• De minstens twaalf koeien die ik elke keer zie staan als ik met het taxibusje door Ambon stad kom. Ze staan op een klein stukje beton met wat modder eromheen. Golfplaten dakje erboven. Vastgebonden. Voor, naast en achter de koeien, beton. Eén opening in de muur waardoor ik ze kan zien. Als ik de grootte schat van hun leefruimte denk ik dat het 2 keer mijn woonkamer is, die is 3.90m bij 4.80m.
• Het jongetje, ongeveer zes jaar, dat op niet stopt met het op zijn hoofd krabben. Hij zit op de glimmende tegels van het stoepje bij de geldautomaat. Op zijn blote voeten zitten korsten. In zijn hand heeft hij een muntstuk. Dat kan omgerekend nooit meer zijn dan € 0,07. Hij kijkt naar mij.
• De kippen die hier met hun kuikens los door het dorp lopen. Waarvoor de taxibusjes volop op de rem gaan! Dezelfde kippen nu vastgepakt bij hun poten, met hun koppen bungelend naar beneden. Tot slot de plofkip.
• De dode vissen, die vrouwen meenemen in een teil in de taxibusjes of die in een teil langs de kant van de weg staan of dode vissen die meters lang uitgestald op de markt liggen en alvast worden voorgebakken door de zon. De vissenkoppen die ’s avonds in de pan van Ietje zitten.
• Huilende kinderen die, door volwassenen, zo toegesproken worden, dat ik pijn aan mijn oren krijg.
• Mieren die elkaar helpen om de laatste pinda’s, die zijn blijven liggen van een knabbelfestijn, naar hun hol te slepen. Met minstens vijf tegelijk duwen ze een halve pinda over een afstand van tweeënhalve meter, daarna moeten ze een stoepje af, door de zwaarte kracht gaat dat snel. Beneden aangekomen zoeken ze elkaar en de pinda weer op en vervolgen hun tocht naar het hol. Ik denk aan de mierenlok doosjes die verkocht worden of ketels heet water die mensen erop gieten.
• De dode kat of wat er nog van over was, langs de kant van de weg. Overal het vel weggerot, behalve de staart, daar zaten nog wat plukjes haar aan. Verder lagen er alleen botten.
• Kraampjes met daarop varkenskoppen omringd door in dobbelsteentjes gesneden vlees.

Dieren en nachtrust I
Ik word wakker omdat ik iets op mijn hand voel. Op het moment dat ik iets kan zien, zie ik niks.Na een tijdje voel ik het weer. Aangezien ik niet zo duf meer ben, heb ik eerder mijn ogen open en zie iets wegrennen. Tjitjak was het eerste dat ik dacht; toch was dit ronder en dikker, dus geen tjitjak. Ik open mijn klamboe en doe het licht aan. Voorzichtig trek ik het matras bij het hoofdeinde omhoog want daar zag ik het heen rennen. Ja, rennen want het is verdomd snel. Het gevoel dat het achterliet op mijn hand was niet aangenaam, dus ik wil erachter komen wat het is. Ik zie, nu het matras is opgelicht, een donker bollig ding mijn beddenboot afhollen richting het nachtkastje. Daar zoekt het de plint op en blijft zitten. Op mijn knieën, hoofd vlak bij de grond, haren opgetild – want wie weet wat er ondertussen inkruipt – loer ik naar het beest. Ik zoek in mijn hoofd tussen de opgeslagen mappen en stop bij de map ‘beesten’. Daar gooi ik de volgende zoektermen in: donker, ovaal, lijf van ongeveer 4 cm, hard schild, voelsprieten van 7 cm. Conclusie: keverachtige soort. Geen idee of het mij kan injecteren met iets dodelijks of iets wat minder erg is. Ik weet wel dat ik het mijn kamer uit wil hebben. Ik waande mij zo veilig onder de klamboe! Als zo’n dikke kever via de binnenkant van de beddenpoot bij mijn hoofdeinde onder de klamboe belandt, kan alles daar komen! Met de bezem probeer ik het richting de deur te bewegen. Het kiest zijn eigen pad en zo snel dat ik niet zie waar het nu zit. Opnieuw mijn matras omhoog… niks! Het te ruime hoeslaken eraf…ook niks! Zomaar verdwenen? Kan niet! Ik wil, nu ik de kever niet zie, niet gaan slapen. Met een zaklamp schijn ik achter de kast, lijkt mij onmogelijk dat hij ongezien die afstand aflegt. Niet is minder waar! Daar zit hij. Ik overleg of ik durf te gaan slapen. Het antwoord is ja. Omdat ik een strategie heb bedacht om de kever bij mijn bed weg te houden. Vlak voor ik in slaap val, bons ik met mijn vuisten op het matras. Elk wakker moment ga ik dat herhalen deze nacht.

Dieren en nachtrust II
Nooit in het donker en zeker niet op blote voeten naar de wc. Dat had ik al eens gezegd. Toch kom ik er niet onderuit om in het donker te lopen. Ik moet immers eerst naar een lichtknopje toe! Ik doe het lichtknopje van de wc aan en dat zit ruim twee meter voor de wc deur. Er schijnt wat licht vanuit de wc op de gangmuur. Ik zie een spin. Een grote. Ik kijk naar mijn hand en naar de spin. De spin is groter dan de omtrek van mijn platte hand. Ik ben niet bang voor spinnen en wil dat ook niet zijn voor deze spin, maar ik weet nu al dat ik hem niet ga vangen om hem buiten te zetten, wat ik wel doe met de Nederlandse spinnen.
Het gangetje waar ik door moet om bij de wc te komen is 70 centimeter breed. Ik zou mij meer op mijn gemak voelen als ik de spin zou kunnen passeren op een breder gedeelte. Dat is er niet, dus ik wacht af wat de spin gaat doen. Hij komt wel mijn kant uit en ik sta nog bij het lichtknopje. De spin is gelukkig op de muur aan de overkant. Hij gaat de hoek om, van mij af, richting de slaapkamer van John. In gedachte zie ik John wakker worden met die reuze spin op zijn klamboe, ik grijns. Na ruim een meter Johns kant op te zijn gelopen, zakt hij af naar beneden en loopt over de grond mijn kant op. Ik sprint naar de achterdeur en zet die open. Sta nu ‘opgesloten’. Want ik zal de spin moeten passeren omdat ik hem wil helpen het huis te verlaten door hem richting de achterdeur te blazen. Met een enorme grote sprong – het nationaal ballet zou blij met mij zijn en anders het circus wel – beland ik weer in het smalle gangetje. Ik ga met mijn mond zo dicht mogelijk bij de vloer en blaas met alle kracht die ik heb naar de spin. Misschien dat de spin nu van twee kanten tocht voelt? Hij gaat niet naar de deur en ook niet richting mij. Kiest zijn eigen route en verdwijnt achter het prullenbakje. Ik overleg met mijzelf, wat ga ik doen? In ieder geval naar de wc. Daar speur ik goed alle kieren af, ik ben op dit moment extra alert, want vorige vakantie troffen we daar een (kleine) slang.
Na de wc kijk ik rond de prullenbak. Niks te zien. Ik ga naar bed en sluit, voor wat het gaat helpen, mijn kamerdeur.

De dag van de jakhalzen
Deze ochtend was het om 4.55 weer een uur lang muziek vanuit de kerk. Om 7 uur hoor ik weer muziek. De buren. De volumeknop op de hoogste stand! Om 8 uur is voor mij de maat vol! Mijn jakhalzen rennen rond, roepen dat het niet langer zo kan. Alles in mij schreeuwt om rust! Elke ochtend sinds ik hier ben hoor ik hun muziek. En dan heb ik het nog niet eens over de middag en de avond!
Eergisteren heb ik er met Mingus en John over gesproken. Volgens Mingus heeft het in het verleden tot ruzie, vechtpartijen zelfs, geleid met mensen die er iets van hadden gezegd. Ik zei: ’Dus uit angst doet niemand meer iets? En het hele dorp ergert zich eraan?’ Ik had geopperd, omdat we de buren ‘kennen’ dat ik er best heen zou kunnen gaan om iets verbindends te zeggen samen met een verzoek. Mijn jakhalzen knepen hun ogen tot spleetjes. Grrrr. We woonden dus naast de familie Flodder en we moesten het er maar bij laten begreep ik! Ik kon ook niet zelfstandig naar de buren met mijn tien woorden Indonesisch. Daar kreeg ik helemaal geen verbinding mee! Ik had John wel nodig als tolk. John wilde niet heen, Mingus steunde zijn besluit. John zei dat als ik er alleen heen zou gaan, hij er problemen mee zou krijgen. ‘Ze zeggen dit en dat tegen jou en ondertussen…….., leer mij die Molukkers kennen!’, zei hij. Mijn jakhals was in alle staten! Woedend en gefrustreerd dat ik niks mocht ondernemen! Plus boosheid om de opmerking van John, juist hij die dat zei! Herinneringen kwamen boven en de jakhals hoonde :’pff nou inderdaad, leer mij die Molukkers kennen!’
Ik sta op en bedenk dat er om 10 uur iemand komt voor mij – mijn kapsalon begint te lopen – en dat ik daarna bijvoorbeeld naar het strandje zou kunnen gaan om mijn behoefte aan rust in te vullen. Met het wachten op mijn klant hoor ik dat Els en haar moeder onderweg zijn naar Latuhalat. Als mijn knip klant komt is het 11.30 uur, zucht dat kan er ook nog wel bij. Els en haar moeder zijn er allang. Terwijl ik Cindy op mijn dooie gemak knip, spoelen druppels zweet mijn lijf af. Cindy is erg senang als het klaar is, ik ook. Ondertussen zijn de ouders van Cindy, Mingus en Ietje ook gekomen. Volle bak. Ietje vraagt of ik eind van de middag nog iemand kan knippen. Ik knik en er wordt een tijd afgesproken. Even later gaat de familie weer terug naar de stad, Mingus en Ietje vertrekken samen met hun dochter. Dan hoor ik een motor. Ongky, neef van John, komt aanwaaien. Ik pak een handdoek en zeg dat ik naar het water ga.
Het is zaterdag. Het strand is vol. Ik betaal en loop niet naar het strand, maar richting de rotsjes. Hier vind ik een stil plekje. Liggend toon ik mijn witte buik aan de schaduw. Binnen vijf minuten zit er een jong meisje naast mij. Zij maakt in het Engels duidelijk dat ze een foto wil maken van haar en mij en van mij en al haar vrienden. Ik kijk achterom en zie een stuk of tien jongeren. Ze springt weer op en roept: ‘come!’ Ik ga weer liggen. Vanuit mijn ooghoek zie ik ze mijn kant uit kijken. Na een paar minuten zijn ze allemaal weg. Mijn geluk duurt kort. Zij komt terug met een vriendin. Voor mijn neus gaan ze foto’s van elkaar maken. Er komt nog een jongen aan met een meisje aan zijn arm. Ze staan nu allemaal foto’s van elkaar te maken. De jongen vraagt of ik Indonesisch praat. Van het een komt het ander en uiteindelijk worden er natuurlijk foto’s gemaakt van mij met de meisjes. Twee meisjes gaan de gemaakte foto’s bekijken en liggen daarbij samen gezellig op mijn handdoek en ik zit op het puntje. Als ik ook de foto’s heb gezien en zij geen aanstalten maken om op te staan, zeg ik dat ik weer wil liggen. Ze vertrekken. Ik voel de zeewind en hoor de stilte. Zalig………………Stemmen, gelach, ik draai mij om en zie een nieuwe groep jongelui……………….
Weer thuis, pak ik mijn portemonnee en zeg tegen John en Ongky dat ik naar Collin Beach ga, het hotel hier vlakbij. Ik ga mijzelf trakteren op een verse mango juice en lekker bij de zee zitten. Ik weet zeker dat ik daar geen attractie ben en met rust gelaten word. Ik heb tot 16 uur dan komt de volgende knip klant, maar ik besluit dat ik pas om 16.30 terug ga, want ik heb het helemaal gehad met die Djam Karet hier! Elastiekentijd betekent dat. Bij Collin Beach zit een man achter zijn keyboard en laat het ene lied na het andere horen. Ik heb gelukkig mij Ipod meegenomen. Zet iets swingends op, doe de dopjes in mijn oren en zing mee. Niemand die het hoort. Dit heb ik gecontroleerd door de oordopjes uit mijn oren te halen terwijl ik door bleef zingen. Hier knap ik van op! Ik zing en zing, wiebel en tik het ritme mee op mijn been. Als het meisje mijn juice komt brengen, vraagt ze of het waar is dat ik haren knip. Ik knik. Ze vraagt of ik haar ook wil knippen. Het heeft geen haast zegt ze erbij.
Om 16.30 ben ik thuis. John en Ongky zitten nog te praten. Ik wacht zwetend tot de voor mij onbekende nieuwe klant komt. Om 17.30 komt Mingus weer langs om nog te helpen met kozijnen schuren. Ongky vraagt waar de persoon, die geknipt wil worden, blijft. ‘Oh, zegt Mingus, ‘die kan niet, ze moest zingen in de kerk’. Ik hoor de jakhals die zegt: ‘Das lekker! Effe melden misschien?’ Daarnaast voel ik opluchting dat ik mij kan gaan douchen.Onder de douche bedenk ik dat als er meer knippers komen ik wel iets ga doen aan die Djam Karet! Het wordt een Nederlandse kapsalon! Dan hoor ik glasgerinkel. Mijn jakhals weet onmiddellijk wat het is en roept: ’Ja hoor, de sukkel, hij heeft het voor elkaar hoor!’ Mingus heeft zijn ladder tegen het bovenraam gezet. Ik heb al eerder duidelijk gemaakt dat hij de ladder tegen de muur aan moet zetten, waarop ik de reactie: ‘bisa bisa’ kreeg . Dat betekent: ‘Kan wel, dat raam houdt het wel’. Na het douchen kan ik glas gaan vegen, want het is natuurlijk mijn slaapkamer. Het bed moet ik verschonen om niet in de glassplinters te slapen vannacht. De warmte en de inspanning zorgen weer voor de nodige afvoer van mijn zweetpareltjes.
Zelf ontdekkend leren is toch een fijne manier van leren. Mingus zal nooit meer zijn ladder zo neerzetten. Zelf ontdekkend leren geldt ook voor mij……..Die jakhalzen waren vandaag niet voor niks zo druk aanwezig. Ik heb te weinig autonomie, rust en ruimte gepakt de afgelopen dagen. Iets wat mijn kleine teen al eerder aangaf maar wat ik genegeerd heb.

Op je tweeënzestigste je eerste koelkast.
We zijn op Saparua, 15 december. Een klein eiland ruim één uur varen van Ambon. We gaan Kerst vieren bij neef Frans en zijn vrouw Epie. Hun dochter Maya werkt in Ambon in het ziekenhuis en hun andere dochter Els is daar net begonnen aan haar opleiding verpleegster. Zij komen 23 december naar Saparua. De vorige vakantie kwamen we erachter dat er nog een hotel is met een prachtig uitzicht over de zee. In plaats van het hotel met veel lawaai in het stadje Saparua zelf waar wij toen zaten. De rust die ongetwijfeld hoort bij een hotel met een mooi uitzicht kan ik wel gebruiken. Ik voel vreugde bij het idee een mooie kamer voor mijzelf te hebben met airco, rust, uitzicht op zee. Geen lekkende wc of andere technische mankementen.
Alle hotels zitten vol! Eens in de zoveel jaar schijnen alle mensen die familie hebben op Saparua, naar Saparua te komen om daar kerst en oud en nieuw te vieren. Hoe dit hier tot een duidelijke gezamenlijke afspraak kan komen, die ook wordt uitgevoerd, geen idee, maar 2015 is HET jaar. Ze komen vanuit alle werelddelen en ze hebben in tegenstelling tot ons, van tevoren een hotel geboekt.
Het huis van Frans en Epie is een optie maar klein. Hun dochters komen ook met Kerst. Bovendien weet ik als ik daar slaap, dat ik ’s nachts ergens achter het huis naar een met plastic afgedekt hokje moet dat als wc dienst doet. Vorige keer zorgden mijn slippers samen met de nattigheid ervoor dat ik spontaan in spagaat schoot. De stokken waarmee het plastic omhoog gehouden werd zagen er niet stevig genoeg uit om mij aan vast te grijpen. Als ik aan zulke taferelen denk, toen overdag, maar dan nu in het donker voel ik er weinig voor om daar te slapen.
Er is nog een optie. De broer van John laat een huis afbouwen. Hun moeder heeft heel lang geleden de fundering gelegd voor dit huis. Dit wilde ze bouwen voor haar kinderen en kleinkinderen mochten ze op bezoek willen bij de familie in Haria op Saparua. Het is toen nooit verder gekomen dan de fundering. Het geld dat voor het huis is opgestuurd werd blijkbaar ergens anders voor gebruikt. Het nieuwe huis staat voor het huis van Epie en Frans. Inmiddels staan de muren. De ramen en deuren zijn nog dicht gespijkerd met planken, er zit een dak op en het heeft vijf kamers. Zelfs een zonnepaneel waarop vier lampen zijn aangesloten. Het laatste dat bijna af is, is de kamar kecil, de wc. Hij doet het in ieder geval! We overleggen en besluiten daar te slapen.
We brengen de koffers naar het huis en gaan door naar het stadje en kopen twee matrasjes en een koelkast! We sparen een hotel uit en zij kunnen, zeker met al dat eten met Kerst, wel een koelkast gebruiken.
Ik denk te zien op haar gezicht hoe blij en tegelijkertijd aangedaan ze is dat ze ‘zomaar’ een koelkast krijgt. Ze is tweeënzestig en krijgt voor het eerst in haar leven een koelkast! Een koelkast, wasmachine o.i.d. is voor mij een soort oprotpremie voor kinderen die uit huis gaan. Op hun tweeënzestigste zijn ze misschien al aan hun derde of vierde koelkast toe!
Het huis staat op een heuvel en de koelkast wordt langs een stijl, smal met rotsen bedekt paadje naar boven gesjouwd. Als de koelkast bijna binnen staat wordt Frans geroepen. Familie van hem komt eraan, ze hebben ons zien sjouwen. De koelkast wordt snel binnen in de woonkamer neergezet en Frans zegt: ’Niet over de koelkast praten’. Een man komt binnen met zijn zoon, geeft ons een hand waarna ik verdwijn. Ik verwonder mij over het: ‘Niet praten over de koelkast’, terwijl het nu staat te glimmen in de woonkamer! De woonkamer is zo klein dat het onmogelijk is de koelkast niet te zien.

Laatste nieuws over de koelkast,
Voor Epie is het wennen wat er wel en niet in bewaard kan worden. Op een ochtend trof ik een schaaltje met biscuitjes aan in de koelkast!

Matras
Ik lig in bed, gelukkig is er stroom en blaast de ventilator wat koelte over mij heen. Mijn gedachtes probeer ik te observeren (tip van o.a. Krishnamurti) en probeer daarnaast langzaam weg te zakken in slaap. Het moment dat ik zin heb om mij op mijn zij te draaien is aangebroken. Mijn heupen aan beide kanten zijn beurs. Het nieuwe matras waarop ik lig is niet dikker dan de lengte van mijn pink en het schuimrubber veert niet meer terug. Na de eerste nacht zag ik ’s morgens al de kuilen. Ik ben toen begonnen het matras elke keer om te draaien maar het heeft niet geholpen. Nu daal ik af richting voeteneind en zoek voor mijn heup een zacht, nog niet ingedeukt, plekje. Mijn knieën trek ik flink op, leg ze een stukje over de rand van het bed (ik ben de enige die een bed heeft) zodat mijn voeten tegen het voeteneinde komen. Nog zeven nachten te gaan. Ik loop graag op de zaken vooruit en visualiseer waar nog niet ingedeukte plekjes zijn en hoe ik die met mijn heup kan bereiken zonder uit bed te vallen.
Er komt ’s nachts een moment, tenminste bij mij, dat ik naar de wc moet. We hebben in dit huis een hurk wc en mijn ervaring heeft mij geleerd dat ik het moment van erheen gaan niet te lang moet uitstellen. Ik knip mijn zaklamp aan, zoek mijn slippers en open mijn kamerdeur. Nu kan ik kiezen. In dit huis zijn er twee routes die naar de wc leiden. Drie aan elkaar getimmerde zware planken weghalen voor een deuropening om in de gang van de wc te komen, of buiten om. Buiten om kom ik twee deuropeningen tegen die op dezelfde manier tegen inbrekers zijn afgesloten, maar reiken de planken slechts tot mijn middel. Ik kies route twee en merk als ik het tweede half hoge schot heb weggezet dat ik toch weer te lang heb gewacht met te gaan. Op de wc doe ik mijn uiterste best om alles onder controle te houden. Toch eindigt dit avontuur in dat ik het oranje, plastic steelpannetje pak, dit in de teil met water dompel en in het donker mijn enkels en voeten afspoel.

‘Beste klant,
Je rekening voor de maand december staat klaar op my vodafone. Bekijk je rekening in de app of op vodafone.nl/mijn rekening.’ Nog nooit heb ik mij zo warm en blij gevoeld met dit bericht. Ik las het na een paar, voor mij, frustrerende dagen. Die dagen telden te veel momenten waarop ik niet kon doen wat ik graag had willen doen, ik mij niet kon uitdrukken zoals ik gewild had en niet werd begrepen zoals ik begrepen had willen worden. Na deze verrassende ontmoeting met mijzelf heb ik een grote grijns op mijn smoel en lees het berichtje nog een keer.

Vier de verschillen
• Als je een kip, kuiken, varken of koe bent, kan je op elk moment veilig oversteken. Ben je een mens dan zou ik dat niet proberen ook al doe je dat bij een ‘zebra’ (v.o.p.)
• Bij een rood verkeerslicht stoppen de bestuurders als de verkeersituatie daar werkelijk om vraagt. In alle andere gevallen rijden ze door.
• Leven zonder wc papier. Ik vraag mij af na een paar pogingen, hoe ik mijn toiletbezoek kan afronden m.b.v. een plastic steelpannetje vol water zonder mijn kleding nat te maken.
• Een jongen, ongeveer 7jaar, trekt de broek van (ik veronderstel) zijn broertje +_ 2 jaar, naar beneden. Hij kijkt erin en doet de korte broek weer omhoog. Pakt het jongetje bij de hand en loopt met hem naar de zee. Ze staan met hun voeten in het water. Daar gaat het broekje helemaal uit. Hij laat het jongetje hurken, veegt zijn billen schoon en spoelt de broek uit.
• Elke ochtend vers koud water in een teil. Daarin een oranje, plastic steelpan. Die schep ik vol met water en giet het leeg over mijn lichaam. Een stuk of zeven pannetjes en ik ben gedoucht.
• Neus peuteren of een flinke rochel maken en die uitspugen in gezelschap, is hier de normaalste zaak van de wereld.
• Ga ergens op straat staan en binnen een paar minuten is het taxibusje er om je naar de stad te brengen. Als je denkt ‘hier wil ik eruit’, roep je ‘pingir’ en de chauffeur stopt. Maakt niet uit of het verkeersinzichtelijk een onmogelijke plek is, hij stopt.
• In het taxibusje zitten we niet achter elkaar maar tegenover elkaar. Aan een kant passen er vier personen en aan de andere kant zes. Voorin naast de chauffeur passen er nog twee a tweeënhalf, 2 volwassenen plus kind.

Saparua

Januari 2016

Een hond op Saparua
We wandelen door een bos, zijn een klein beetje verkeerd gelopen. Een vrouw wijst ons de weg. Ik zie dat het pad heel dicht langs een huis loopt en zie een gezin buiten zitten. De vrouw zegt dat wij daar gewoon langs kunnen lopen. De hond ligt in de tuin en er zit een man op zijn hurken naast en kamt zijn hond. Voor het eerst zie ik iemand, in mijn ogen, liefdevol met zijn hond omgaan. Met een glimlach kom ik dichterbij. Mijn aandacht gaat eerst uit naar de hond die zo heerlijk aan het genieten is en relaxt blijft liggen. Daarna kijk ik de man aan en schenk hem mijn glimlach. De neus van de hond raakt bijna het pad. Elke stap die mij dichter bij de hond brengt verhoogt mijn verbazing dat ik nog geen oor zie bewegen of neus zie snuiven. De man blijft doorgaan met het kammen. Ik zie dat de hond haast geen haren meer heeft, heel stijf is en dat zijn bek op een rare manier openstaat. Ik ben zó verrast dat daar een dode hond ligt. Dat ik mij zó heb kunnen vergissen! Het hele gezin staat te kijken naar de voorbereiding van hun avondmaal. Ik voel mij onthutst en tegelijkertijd zie ik de behoefte van dit gezin.

Drijvende doperwt
Afgelopen 13 dagen zat ik vaak op het muurtje, dat de zee scheidt van de weg, te turen over de baai van Haria. Daar had ik die bootjes al met enige verbazing bekeken. Een drijvend stukje polyester dat amper een meter boven het water uitsteekt. Een motortje erachter + een paar mensen erin en de verrassing is, dat het nog blijft drijven ook! Ik zag ze dagelijks varen en had het op het water nog iets van een boot, eenmaal naast de stijger bleef er helemaal niets van over. ‘Daar ga je toch niet mee de zee op!’ dacht ik dan. Ze noemen het hier ook nog ‘de speed’!
Voor de mensen zonder slippers, zoals John, is er een soort evenwichtsbalk neergezet. Hij kan bij het strand opstappen, krijgt een helpende hand van een man, loopt over de plank en stapt droog in de boot. Ik heb slippers aan en loop liever door het water omdat het mij gemakkelijker lijkt. De eerste bult op mijn hoofd ontvang ik bij het instappen. Het afdakje is lager en harder dan verwacht. Behalve John, neef Frans en ik, stappen er twee vrouwen aan boord. Eén vrouw heeft een teil bij zich waar meer handelswaar in zit dan de tanden die ze in haar mond heeft. Ze komt naast mij zitten. Een jongen duwt met een stok de boot verder van de kust af en eenmaal ver genoeg laat hij de motor in het water zakken. Hij blijft met zijn blote voeten op de rand van de boot staan en houdt zich aan het dak vast. Ik zie alleen zijn mooie bruine benen.
Vanmorgen waren we voor 6.30 bij de haven. De boot, die om 7uur zou vertrekken naar Tulehu zat prop vol en voer voor onze neus weg. Een andere oude passagiersboot waar de laatste mensen op sprongen terwijl de trossen al los waren, voer er achteraan. De steiger vol met mensen die nog mee hadden gewild. Een groep mensen ging lopend naar de andere steiger waar ‘de speed’ zijn diensten aanbiedt. In zo’n bootje kunnen hooguit 6 mensen maar ze varen met 10 personen weg als het druk is. Ons werd verteld dat de veerboot weer terug zou komen en alle overige passagiers naar Tulehu zou brengen. Dus een kwestie van een plekje in de schaduw en geduld. Tegen 10 uur kwamen er twee veerboten aan. Drommen mensen met koffers, tassen, dozen en zakken kwamen uit de beide boten de kade op gelopen. Om 11.45 stapten wij aan boord. Eén minuut later riep iemand ‘mari’ naar mij. Deze boot bleek niet weg te gaan, de andere veerboot. Zwetend richting de andere boot. Tijdens deze klus hoorden we dat ook die boot in de haven zou blijven. Geen enkele veerdienst meer naar Tulehu die dag. Vol plezier over de manier waarop dingen worden geregeld hier, wist ik dat het nu tijd was voor ‘de speed’. Onderweg daar naartoe, ruim 500 meter in de felle zon veranderde ik niet meer van gedachte simpelweg omdat de hitte mijn hersens op pauze had gezet.
Met zoveel lawaai dat het onmogelijk is elkaar te verstaan, verlaten wij de baai van Haria richting volle zee. Daar zijn de golven hoog! Mijn vermoeden is dat we vanaf de kant niet te zien zijn als we tussen twee golven inzitten! De kapitein stuurt de boot nu bijna recht op de golven aan. We worden omhoog getild en klappen met knal op de volgende golf. Mijn hoofd raakt opnieuw het dak. Onze kapitein verzoekt de vrouw naast mij, aan de andere kant van de boot te gaan zitten voor het evenwicht. Ik pik nu haar plaats in zodat ik met mijn hoofd buiten zit. Bij een volgende klap op het water is mijn gezicht nat. Ze lacht naar mij, haar mond wagenwijd open en ik zie drie tanden naar buiten steken. Knallend van de ene golf op de andere zie ik de haven van Haria steeds kleiner worden. Ik denk aan de kermis.
De boot is aan de binnenkant groen geverfd. Aan de buitenkant vrolijkt een gele streep het groene bootje op. Aan weerskanten zitten twee raampjes waar het rubber strak omheen zit. Onder het rubber en op andere plekken zie ik gaten in het polyester, sommige dicht geplamuurd met daaroverheen een lik verf. Het lijkt of de eigenaar houdt van ton sur ton, want de hele binnenkant is een mix van groentinten. Het raampje voor, waar il capitano doorkijkt is dicht van de druppels, een paar krachtige ruitenwissers zouden een uitkomst zijn, mits ze bestaan in dit formaat. Het gebonk is zo hard en zo krachtig als de boot straks in tweeën breekt, kijk ik daar niet van op. Niet voor niets heb ik een strategische plek gekozen. Zo ben ik snel uit deze zeewaardige doperwt als dat nodig is.
Na een tijdje heb ik door hoe ik de klappen soepel kan opvangen en geniet ik van het kermisgehalte die de oversteek mij biedt. Daarnaast houd ik ook in de gaten welk eiland het dichtst bij is om met mijn tas waarin pasjes, paspoort en geld, naar toe te zwemmen. Ruim anderhalf uur later meren we aan bij een steiger. Ik klauter met mijn tas en koffer ruim twee meter naar boven. Ik ben veilig. Boven op de steiger zijn er mannen aan het werk. Ik snap waarom, er ontbreken heel veel planken aan deze steiger! Om de mensen veilig de kant te laten bereiken hebben ze losse planken over die gaten gelegd. De mannen werken rustig door terwijl ik al mijn spieren span om in evenwicht te blijven als ik met bagage over die planken loop en ver onder mij de zee zie. Op een geven moment pakt een hand mijn koffer. Met een lachend gezicht begroet Ongky mij. Hij heeft een auto geregeld en haalt ons op. Dizzy van dit heerlijke avontuur plof ik op de bank en laat mij naar Latuhalat rijden.
’s Avonds kruip ik in mijn bed. Zo heerlijk dit zachte, oude matras, ik zak weg in een diepe slaap. Om half twee schrik ik wakker. Ik probeer na te denken waarom ik wakker ben geworden. Het huis en mijn bed schudde! Ik ga uit bed. Op straat is het helemaal stil, ik zie niemand. Het woord aardbeving schiet door mijn hoofd maar ik vraag mij ook af of het schudden misschien verbeelding is geweest. Als ik naar binnen loop hoor ik John vanuit zijn slaapkamer roepen: ’Voelde jij dat ook?’ Hij komt uit bed en samen gaan we buiten zitten. We bevestigen elkaar dat we het ons niet verbeeld hebben. Wat nu? Weer gaan slapen? Is er niemand ongerust behalve wij? Uiteindelijk kruip ik weer in bed en voel mij, naast de onzekerheid, ook enorm voldaan en vrolijk van binnen. Als ik het op een rijtje zet kom ik tot het volgende: De behoefte aan uitdaging is volledig ingevuld vandaag. Angst, ongerustheid, plezier, bruisende gevoelens en vreugde stonden naast elkaar dit etmaal. Geen identificatie (Jan Geurtz) met ‘these mixed emotions’ en dat geeft mij vrijheid!
De volgende morgen, wordt bevestigd dat er een aardbeving is geweest. De kracht: 5.2 op de schaal van Richter.

Blij om weer ‘thuis’ te zijn.
Heerlijk moment, weer thuis en daardoor een stuk autonomie rijker!
Ik gooi de deuren open en ga met wat drinken in de tuin zitten. Veel onkruid, tenminste ik neem aan dat het onkruid is. Ietje heeft mij laten zien welke planten je kunt eten. Terwijl ik de plantjes bekijk kruipt er een onaangename lucht in mijn neus. Al die weken nog nooit eerder geroken.
De volgende morgen ruik ik het weer. Even vragen of John het ook ruikt en of hij het thuis kan brengen. Hij ruikt het maar weet niet wat het is. Ik zeg dat het mij doet denken aan bloed, aan iets dat dood is. Misschien heeft een kat in deze tuin zijn laatste adem uitgeblazen? Niemand gaat hier met een gewonde of zieke kat (of hond) naar de dierenarts. Volgens mij bestaat er niet eens een dierenartspraktijk op Ambon of in heel Indonesië! Ik speur de hele tuin af, rommel met een stok in onze ‘grijze container’ maar vind niks. Verder onderzoek vereist. Met een bankje tegen de betonnen omheining inspecteer ik de aangrenzende tuinen. De bank is te laag, de muur is te hoog of ik ben te klein, ik kan het niet goed zien. Tot nu toe ruik ik het elke dag. Er is al een gedachte in mij opgekomen maar die durf ik niet te herhalen.
We zitten voor het huis uit te buiken zoals elke avond. We eten daar omdat het gezellig is te zien wat er allemaal op straat en in de kerk tegenover ons gebeurt. Ineens zegt John hardop wat ik niet nogmaals durfde te denken: ‘Is het jou ook opgevallen dat sinds we terug zijn uit Haria, er veel minder honden op straat te zien zijn? Die van de buren waren elke avond aan het spelen, die heb ik tot nu toe ook nog niet gezien of gehoord.’

SLB in Kopertis
Het is 13 januari en tot op heden heeft zuster Wilhelma nog niet gebeld. Vorige maand tijdens mijn zonnesteek en de dagen daarna toen ik aan het bijkomen was, heb ik besloten het initiatief bij haar neer te leggen. (Maak je geen zorgen zij weet dit en heeft mijn Indonesische telefoonnummer.) Ik weet niet hoe ik nu kort, krachtig, lekker leesbaar en duidelijk kan opschrijven wat er zich allemaal in mijn hoofd heeft afgespeeld. Onder andere hebben de stukjes van december, innerlijke criticus en opvoeder, Krishnamurti en NVC daarin een rol gespeeld, anders had ik ze ook niet geschreven……. Daarna stond Vera voor mijn deur of ik haar haren wilde knippen en een paar dagen later de buurman of ik zijn bank kon repareren. Vooral die laatste twee acties hebben mij bevestigd dat ik niks moet bedenken, plannen en regelen om deze vakantie hier IETS te DOEN te hebben. Ik ben hier en verder niks. Ik zie vanzelf wat er komt en waar ik ja of nee op kan zeggen. Ondertussen heeft Nancy (runt hier een piepklein winkeltje) aan mij gevraagd of ik haar verder wil helpen met haar Engels, komen er met regelmaat mensen om zich te laten knippen en heb ik samen met de meisjes van het restaurant een nieuwe lay-out gemaakt voor de menukaart van het Collin Beach hotel.
Alles wat ik nu doe of niet doe, doe ik bewust en met plezier.
Alleen nog maar met bad eendjes spelen:)

Doen
Gedurende de dag stapelen bij mij de ‘Oh dat moet ik morgen nog even doen en dat morgen niet vergeten …..’ op. Als ik in bed lig, zie ik het lijstje als toiletpapier afrollen. Tijdens het maken van de planning voor de volgende dag komen er door mijn gedachten: ‘Als ik toch daar ben, kan ik gelijk wel even….. want dat moest al een hele tijd.’ nog een paar vellen bij.
’s Morgens komt mijn lijst weer tevoorschijn. Inmiddels weet ik dat zo’n lang lijstje geen bijdrage levert aan mijn geluk van die dag. Daarom stel ik mij de vraag: ‘Welke twee dingen wil je nu echt persé vandaag doen?’ Dit is een heel afkickproces geweest. Echt! Want als ik die twee dingen had gedaan kwam er een stemmetje dat ik nog wel iets van mijn lijstje zou kunnen pakken om te doen, want dan had ik morgen minder te doen en iets meer tijd voor mijzelf!’ HAHAHA, hoe houd ik mijzelf voor de gek.
Ik zit nu 10 weken op Ambon. In Haren is er nog geen paniek uitgebroken, ook bij mijn familie niet. Dan trek ik de conclusie dat alle acties waarvan ik vond dat ik ze moest doen, niet van levensbelang zijn geweest. Waarschijnlijk alleen voor mij, om mijn behoefte aan acceptatie te vervullen. Aangezien ik het hier heerlijk vind om voor niemand te zorgen, was al dat doen ook niet om de behoefte ‘bij te dragen aan het welzijn van een ander’ in te vervullen……. Grinnik grinnik. Niet nieuw, helemaal niet, alleen is de spiegel weer eens goed gepoetst, zo ver van huis is het nog duidelijker te zien!
Thuis had ik van tevoren ook allerlei dingen bedacht om te doen tijdens deze 5,5 maand. Ik had een behoorlijk lijstje voor vertrek en op het laatst kwam daar de school voor dove kinderen nog bij. Daar was ik heel blij mee. In gedachte liep ik er al rond. Waarom loop ik er niet rond, waarom heb ik niet gebeld?
In de dagen dat ik met kippenvel op bed lag, heb ik nagedacht over dat ‘doen’ van mij. Altijd iets doen: initiatieven nemen, overal achter aan gaan, ook een ander achter zijn broek aan zitten, zorgen dat alles opschiet, overal mijn helpende hand bieden voordat men de kans krijgt er over na te denken of dat is, wat men echt wil. De woorden van een vriendin: ‘Ik zei alleen maar dat ik misschien een witte tv wel mooi vond en hopla voor ik het wist, was mijn tv wit!’ Dit is meer dan dertig jaar geleden maar zo (pijnlijk) herkenbaar. Wat een onnodig verbruik van mijn energie en vooral wat een hoge tolerantiedrempel heeft iedereen om mij heen gehad! (Hoor de jakhals) Waarom al die plannen van tevoren? Zie maar wat er gebeurt, wat er langs komt.
Afijn, dat besluit heb ik toen genomen. Ik wil hier zijn, zonder planning. Het doel blijft hetzelfde en wordt ook op deze manier ingevuld. Wilhelma neemt geen initiatief, ik ook niet omdat daar rondlopen nu niets meer toevoegt voor mij.
Opmerking bij alinea 2 en 3
Oja, nog iets waarom ik kan lachen. Om rust te creëren in mijn hoofd ben ik gaan mediteren. Jan Geurtz zegt: ‘Mediteren is niets anders dan (even) stoppen met datgene wat je aan het denken en of doen bent op dat moment.’ Het heeft mij wel een stuk rust gebracht en o.a. geholpen om met mijn ‘to do’ lijstjes om te gaan. Eerste reactie was drie keer zo hard werken om de rest van mijn lijstje af te werken. Daar zit voor mij de humor!
Daarna kwam er steeds meer rust in mij en kon ik mij houden aan wat ik met mijzelf had afgesproken, twee dingen en meer niet. Het enige wat naar boven borrelde was de gedachte aan dingen die op mijn lijst stonden waarbij een, in mijn ogen, soort belofte was gedaan naar iemand. Het ging wat knagen dat ik er zo laks mee omging. Hierin hoor ik een duidelijk oordeel over mijn eigen handelen en nu de spiegel weer helder is denk ik: ‘Oh ja, dan was dat egootje van mij weer bezig!’ Een schuldgevoel geeft bij mij aan dat ‘de opvoeder’ bezig is mij ergens van te overtuigen. Zij gebruikt het argument dat ik de behoefte: ‘een bijdrage leveren aan het welzijn van een ander’, wil invullen. Ik geloof dat en dan wordt het ongemerkt een strategie om mijn behoefte aan acceptatie in te vullen. Dit alles gaat ontzettend onbewust, zit zo verweven in mijn leven en de hectiek van alle dag. Het enige waarschuwingssignaal waaraan ik het na verloop van tijd kan merken, is dat ik uitgeput raak. Maar wat zeg ik dan: ‘Oh, ik heb het ook wel erg druk gehad de laatste tijd’ en doe een pas op de plaats en ga vervolgens gewoon weer gezellig door met alle onbewuste, onbeschreven, super vanzelfsprekende, sociale, best leuke, handelingen.

NEOD
Het verhaal DOEN heeft nog een andere kant, het vervult voor een groot deel mijn behoefte aan bewegen! Het voelt heerlijk om na een actieve dag thuis te komen met een voldaan gevoel. Die activiteiten kunnen van alles zijn. Thuis poetsen en bij iedereen die er niet aan toekomt, tv’s wit makenJ, werken, klussen, boodschappen halen voor de hele wereld, wandelen, fietsen etc. Hoe meer op een dag, hoe lekker ik mij kan voelen. Het liefst zou ik nog elke dag ‘Apenkooi’ doen! Als ik met regelmaat veel doe & beweeg, is het logisch dat ik mij een keer moe ga voelen of erg moe. Dan ben ik nu gewaarschuwd dat ik de automatische piloot aan een onderzoekje moet onderwerpen. Zijn mijn behoeften vervuld of glibber ik langzaam over de grens zodat het ongemerkt een strategie is geworden.
Op Saparua was het bijna onmogelijk om mijn behoefte aan beweging in te vullen. Wandelen is vanwege de hitte of heel vroeg in de ochtend of in de late namiddag te doen. In Saparua wilden Frans en Epie niet dat ik alleen ging wandelen. John wandelt met plezier 1/5 van wat ik wandel, daarna houdt het op. We mochten niet meehelpen met de huishoudelijke dingen. Een laag eelt op mijn zitvlees was het gevolg en dat voedde mijn gevoel van onrust en frustratie. Dat voldoende fysieke inspanning na dagen zitten mij zoveel voldoening kan geven, werd de eerste keer bevestigd nadat ik op een berg was geklauterd. John bleef beneden wachten. De (in)spanning van de enorm steile klim naar boven op mijn slippers in combinatie met de losse stenen en daarna de top, het uitzicht, de stilte, een euforisch gevoel, geweldig! Wat die dag mij nog zou brengen, al moest ik de hele dag op de plastic stoel blijven plakken, dit had ik binnen! Mijn dag kon niet meer stuk, mijn behoefte aan beweging, uitdaging en schoonheid waren vervuld.

Kerst vieren
Nu ik de kerstdagen hier heb meegemaakt, stel ik mij na jaren opnieuw de vraag wat het begrip kerst vieren, voor mij inhoudt. Heel lang zijn de kerstdagen voor mij welkome extra vrije dagen geweest maar waarin ik weinig keuzevrijheid ervoer hoe deze dagen in te vullen. De woorden ‘ gezellig & moeten’ liepen als een rode draad door die 2 dagen. Mijn ouders hebben altijd gezegd dat ze mij geen verplichtingen wilden opleggen die dagen. Ik heb dat deels zo ervaren. Deels omdat ik meende tussen de regels door dingen te horen die ik niet verifieerde maar er gelijk naar handelde*. Het andere deel, dat ik er op mag vertrouwen dat mijn ouders dit werkelijk menen, werd ook door mij in twijfel getrokken. Dat ik het zo heb ervaren vertelt een hoop over hoe ingewikkeld ik dit voor mijzelf maak, hoeveel ik erbij spin dat er niet is! Deze eigenschap regeert niet alleen met de kerstdagen. Dit kost sloten energie want het gaat gepaard met zelfafwijzing en het weer toedekken daarvan. He he, dank je J.G. en Krisnamurti, dat nu bewust wetende opnieuw over kerst, maar heel beknopt!
Wat ik als verplicht gezellig doen heb beschouwd met kerst zie ik nu heel anders. Waarom?

Haha, omdat ik mijn kerstdagen zo heb doorgebracht. We hebben alleen de familie van John gezien toen ze ons het kerstmaal kwamen brengen

*) Net als in DOEN

Honden update:
Stephany zondag de 17e van het vliegveld opgehaald. Spontaan bezoek gekregen! Hoera! Roy, de buurman heeft ons naar het vliegveld gereden. Dat gaf mij de gelegenheid om te vragen naar zijn honden. Nadat John dat die avond dat (zie verhaal 1) had gezegd, zagen we de volgende dag ineens weer wat honden. Toch lief dat die honden dat hebben geroken en ons gerust wilden stellen! Roy vertelde dat het hotel gif had gestrooid tegen ongedierte zoals katten (!) en zijn hond heeft daarvan gegeten. Hij zei ontzettend veel van zijn nu nog drie honden, te houden. Zijn hond heeft hij in de tuin begraven….(naast de tante?) Nu één hond er niet meer is, zijn ze blijkbaar meer op een andere plek in de tuin aan het spelen. Het kleinste hondje is nu zo groot dat het voor buiten komt en met de anderen mee rent. Dus uit ons zicht. Die vrijheid hebben de honden hier in tegenstelling tot de honden in Nederland. Ze lopen de hele dag los. Ze zoeken andere honden in het dorp op. Rennen met een hele roedel over straat, spelen, zoeken ruzie met elkaar en blaffen gezellig! In mijn ogen ziet het eruit als echt lekker hond kunnen zijn.
De katten komen, net als de honden, ’s avonds in de tuin om naar eten te zoeken. Het verhaal van Roy verklaart denk ik waarom er nog maar één kat om 19 uur op zijn voer zit te wachten in onze tuin. Voor Saparua waren het er drie soms vier. De kat die nu komt was van die vier het meest afwachtende katje. Als ik voer strooide durfden de andere al te eten terwijl ik nog in de buurt was. Deze kat niet en wachtte. Soms zo lang dat hij niks meer te eten had! Later op de avond zag hem nog steeds zitten op dezelfde plek. Heel voorzichtig strooide ik dan nog een beetje in de hoop dat de anderen het niet zouden horen en hij het alleen zou kunnen opsmikkelen. Nu heeft hij het rijk alleen en durft al heel dicht bij te komen ( 1,5 m) als ik met mijn zak voer aan kom lopen. Yes!!!

Mijn pleziertjes:
• Bandenprofiel van minimaal 1.6 mm hebben ze hier nog niet van gehoord.
• Elke ochtend even de kiezen op elkaar als ik ga douchen…alleen koud water.
• De kraan opendraaien en er water uit krijgen, Frans loopt elke dag met emmers te sjouwen om water te halen.
• Alleen op stap naar Ambon.
• Er thuis achter komen dat ik in mijn verhaal steeds het woord ‘garnaal’ heb gebruikt in plaats van ‘geld’. Of het woord ‘helpen’ in plaats van ‘wachten’.
• Eerst had ik de indruk dat bijna iedereen Marie werd genoemd, nu weet ik dat ze ‘mari’ zeggen. Dat betekent ‘kom hier’ of ‘kom eens’
• De chauffeurs van de taxibusjes die in hun beste Engels vragen : ‘Where to mister?’ en ik in mijn beste Maleis antwoord ‘Beta pigi di MCM’
• Een andere passagier die tijdens de rit naar MCM mij aanspreekt in het Maleis waarop ik antwoord dat hij iets rustiger mag praten zodat ik het misschien kan begrijpen. De man knikt en blijft in het zelfde tempo praten en ik krijg via de binnenspiegel een blik van de chauffeur dat die man ‘gila’ is. Ik doe nu geen moeite meer om het geratel te begrijpen en op de momenten dat hij een antwoord verwacht vertel ik gewoon een Nederlands verhaaltje dat ik afsluit met en knikje en een glimlach, waarop hij mij weer wat vertelt.
• Elke avond heerlijk warm eten zonder zelf te hoeven koken!

Februari 2016

Technische school
Even dacht ik afgelopen week, er is niks meer te melden. Totdat Edo, de broer van John, met een ervaring kwam die prachtig aansluit bij mijn ervaringen. Edo is hier met twee mensen om te kijken hoe projecten lopen en om projecten te starten. Hij vertelde dat zij een bezoek aan de technische school hadden gebracht. Een school met 700 leerlingen. Bij aankomst werd gezegd dat ze naar de bovenste verdieping konden gaan, daar waren de lessen bezig waarvoor zij een afspraak hadden. Boven aangekomen waren alle lokalen leeg. In één lokaal was een groep leerlingen die zoals Edo het beschreef, aan het rondhangen waren. Het leek meer een kantine ook al stonden er computers. Het zou wel een verklaring zijn waarom Edo zoveel jongens buiten naast het gebouw had gezien. Ze hebben een docent gevonden die samen met hen opzoek is gegaan naar een lokaal waar wel les werd gegeven. Daar werden ze opnieuw verrast! Lassen zonder laskap, geen beschermende kleding, maar gewoon een T-shirt aan. Machines versierd met spinnenwebben, dat de conclusie ‘die worden nooit gebruikt’ als eerste op je lippen komt. De docent zegt dat ze wel gebruikt worden. Misschien hadden ze moeten vragen in welk jaar dat gaat gebeuren………

Afspraak = afspraak
Voor wat hoort wat
Hier kom ik erachter hoe diep dit in mijn systeem zit. Terwijl mijn ego zegt dat ik ruim denkend en flexibel ben. Ietje, Mingus en hun vier kinderen vonden het leuk om eens Nederlands te eten. Ik ga het mijzelf hier niet al te moeilijk maken op dat ene petroleumstel dat in het snik hete schuurtje staat, dus vertelde ik dat Nederlanders graag pasta, Italiaans, eten! Cindy keek erg blij met dat voorstel en zei dat ze dàt wel wilde proeven. Half januari vertelde Ietje dat Cindy haar laatst vroeg: ’Tante Inge ada mau masak Italiaans?’ Waarna een afspraak ontstond. Zaterdag 30 januari om 19 uur. Omdat ze die zonder overleg met de rest van het gezin had gemaakt ben ik er 3 keer op terug gekomen. Op de woensdag ervoor heb ik, als laatste check, gevraagd met hoeveel personen ze die zaterdag zouden komen. Met z’n vijven! Ietje zei dat het extra leuk was omdat het Stephany’s laatste avond hier zou zijn. John vroeg hoe het moest met haar kraampje. Ze verkoopt immers elke avond eten. ‘Die avond kook ik dan niet en ben ik vrij en eet bij jullie’, zei ze. ‘O ja en Cindy maakt bua bua hoor!’ Iets melkachtigs met daarin verschillende soorten fruit.
De jacht op de Europese producten werd geopend. Er zijn twee supermarkten op Ambon die dat verkopen. Dan nog de angst dat wij als zuinige Nederlanders te weinig eten op tafel zouden zetten…..dus zaten we op zaterdag 31 januari om 19.15 uur (Ja djam karet kunnen wij ook, al is het maar een kwartier) klaar met anderhalve kilo spaghetti, een grote pan heerlijke rode saus met daarin verse ui, knoflook, broccoli en courgette plus een schaal frisse salade met komkommers, tomaat en feta! De tafel gedekt met sfeerverlichting door de waxinelichtjes uit Nederland, de mooiste schalen en acht borden. Cindy had om 18.45 een grote emmer buah buah gebracht, met de mededeling dat ze naar een verjaardag van een vriendin ging. Stephany en ik stonden naast de gezellig met acht borden gedekte tafel, keken elkaar en daarna Cindy aan. Ik vroeg aan Cindy kembali? (kom je terug?) Ze zei: ‘ia’, (Wij vragen aan kleuters ‘Wat zegt een ezel? ‘ ) hier zegt iedereen het. Afijn ik begreep dat ze terug zou komen.
Om 19.30 kwam Mingus, ik had net de schalen met pasta in handdoeken gewikkeld om ze warm te houden. In de veronderstelling dat de rest zo zou komen schonk John hem een glaasje drinken in. Nadat we gewacht hadden, was onze vraag aan hem: ’Wanneer komt de rest?’ Mingus vertelde dat ze nog even in de stad waren maar nu onderweg naar huis. Hun zoon (19 jr) was op bezoek bij een leraar van hem en Cindy (22jr) op een verjaardag en dat Ietje zo met de jongste (5) zou komen.
Tegen 20 uur zijn wij zonder Ietje en Alfa aan tafel gegaan. Edo kwam spontaan langs maar had al gegeten. Daar zat Mingus tussen de Hollanders die met elkaar aan één tafel zaten en hij verstond niks van het gesprek. Om 21.30 kwam Ietje. Samen met Alfa at ze een klein bordje spaghetti. De maaltijd hebben we afgesloten met een kopje buah buah. Zoals hier gebruikelijk is, als je eten over hebt, heb ik Ietje een bord spaghetti meegegeven voor Cindy. Ik merkte op dat moment dat ik het met tegenzin deed.
De volgende dag heeft Edo ons geholpen een deel van de spaghetti weg te werken en Johns nichtjes Maya en Els, die mee geweest waren naar het vliegveld om Stephany weg te brengen, heb ik na afloop opgezadeld met een portie spaghetti.
Afspraak is afspraak? Het is fijn als ik erop kan vertrouwen, na deze ervaring merk ik dat het voor mij belangrijker is dat mijn intentie gezien wordt. Ook zie ik, helemaal nu ik het nog eens heb opgeschreven, de humor ervan in. Precies dàt wat in mijn systeem zit en datgene wat hun cultuur siert, kwam samen op deze avond.
Voor wat hoort wat. Toen Roos mij vroeg om haar haren te knippen hebben we niet gesproken over wat het zou kosten. Voor mij was het helder dat ik hier geen geld zou gaan vragen. Na het knippen bedankte ze mij hartelijk en zwaaiend liep ze de tuin uit. Toch sprong in een split second de gedachte naar boven dat ze niet had gevraagd of ik er iets voor wilde hebben. Met het beeld, Roos zwaaiend het tuinhekje dicht doen, zag ik zoveel schoonheid in het ‘gewoon’ iets kunnen ontvangen of aannemen van een ander. Dat kan ik minder goed dan ik zou willen……dus werk aan de winkel!

Kleuterschool
Soms ga ik naar de kleuterschool. Het gebouw is 1 lokaal groot. Daar zit ik achter in de klas, ik luister naar de juffen. Er zijn drie juffen op bijna 30 kinderen. ’s Morgens begint juf Lies en daarna neemt Emma het over en zie ik Lies meestal tot de verwerkingsopdracht niet terug. De derde juf is maar even aan het woord en die zie ik daarna zelden terug. Elke ochtend is er een nieuw onderwerp. Zo leer ik o.a. wat vuur is, een fakkel en een doosje lucifers of zout water en zoet water. De kinderen krijgen een verwerkingsopdracht en daarbij mag ik ze ook helpen. Elke keer als ik er ben, zing ik een Nederlands liedje met ze.
De school begint om 8.30 maar ik doe ook af en toe aan djam karet en vandaag loop ik tegen 8.45 die kant op. Ietje is al in haar kraampje vlak naast school en vertelt dat de juf met de kinderen, die kant op is. Ze gaan wandelen, spelen en daar eten. ‘Ikut’, zegt ze. Met een Nederlandse snelheid loop ik in dezelfde richting, ik zie voor mij niemand. Als ik twijfel of ik verder rechtdoor moet vraag ik aan een paar mannen, die rokend op een muurtje zitten, of zij de groep kinderen voorbij hebben zien lopen. Ik voel het niet alleen, maar hoor ook hoe mijn oksels vollopen. Door mijn stevige pas zwaai ik meer met mijn armen en samen met het inmiddels lossere vel waar het zweet gemakkelijk in blijft hangen, hoor ik klotsende geluiden. Ik verlaag mijn tempo want mijn T-shirt heeft nu nog, ook daar, één kleur.
Op een groot uitgedroogd grasveld met twee grazende koeien en een paar moeders, staat juf Lies met de kinderen. Ze begroeten mij in mijn beleving enthousiast en ze zegt tegen de kinderen dat ze moeten gaan zitten. Het gaat haar blijkbaar niet snel genoeg en met een takje tikt ze tegen de kinderen aan die nog staan. Als alle kinderen zitten vertelt ze iets, de kinderen zingen een liedje en daarna haalt ze uit een plastic zakje kaartjes met daarop een letter. De kinderen mogen zeggen welke letter het is. Als ze het goed hebben legt ze de letter in het gras. Er zitten veel dezelfde letters tussen. Ik vermoed dat bij iedere letter een kind hoort en dat ze straks iets gaan doen. Steeds meer kinderen gaan aan elkaar zitten en hebben hun hoofd niet richting juf Lies. Ik zie het takje van links naar rechts gaan, dan loopt ze naar een struik en zegt tegen mij dat ze een langer takje nodig heeft. De tak die ze eraf breekt ontdoet ze van de bladeren en gaat weer voor de kinderen staan. Nu kan ze ook met de tak bij de achterste kinderen. Als alle letters op het gras liggen mogen de kinderen even spelen. Ze rennen alle kanten op terwijl Lies de letters weer in het zakje doet. Daarna gaan we eten. Ik krijg van een meisje een koekje waarop het jongetje naast mij ook zijn koekje geeft. De meeste kinderen hebben behalve koekjes ook een bakje met rijst en een gebakken ei mee. Ik vraag aan Lies waar ik de wikkel van mijn koekje kan laten. ‘Gooi maar op de grond’, zegt ze en ik stop het in mijn broekzak. Na de eet pauze zie ik aan wat er op het gras achterblijft, wat de kinderen allemaal hebben opgegeten en gedronken. We gaan zakdoekje leggen doen. Ik herken de melodie en natuurlijk de zakdoek. De manier waarop het gebeurt is anders dan ik ken. Om 10.15 lopen we met elkaar terug. Onderweg wordt de groep kleiner omdat sommige kinderen langs de route wonen en gelijk naar huis gaan. Vlak bij school zeg ik tegen Lies dat ik direct door ga naar huis. We spreken af dat ik morgen weer kom.
De volgende dag sta ik voor een dichte deur. De kinderen zijn deze zaterdag en aanstaande maandag vrij, een of andere speciale dag. Na tweeënhalve maand merk ik dat ik nauwelijks nog verwondering voel als ik voor de dichte deur sta. Waar nog steeds ongelooflijk veel verbazing van opborrelt, is het omgaan met het afval. Het strookt niet met hoe ik zou willen zorgen voor de natuur, elkaar en mijzelf. Dan kan ik natuurlijk ook nog iets zeggen over de manier waarop de leerkrachten met de kinderen omgaan……

Afspraak is afspraak
Er zijn ook afspraken die perfect worden nagekomen. Wandelen, berg beklimmen… met Mingus ’s morgens heel vroeg. Hij stond beiden keren om 5 uur voor de deur om mij te halen.
Nog een leuke. Wij zijn op zoek naar traditionele schoenen voor mensen uit Nederland. We hebben verschillende adressen doorgekregen maar niemand heeft ze. Dan komen we in een winkel, zij hebben ze niet maar misschien dat Toko Romaninsky ze heeft. Ze kent daar iemand en gaat voor ons bellen. We horen het gesprek en het klinkt positief. Na het bellen zegt ze: ‘Ga daar maar heen, daar is alles aanwezig! Als we daar aankomen krijgen we te horen dat ze die schoenen niet hebben. We vertellen over het telefoon gesprek, ze gaat nogmaals informeren en komt terug en zegt dat het er niet is.

Verbaal en non-verbaal
Mingus vroeg mij om ‘api’ toen hij de bananen uit de boom had gehaald door de boom eerst om te beuken. Ik begreep niet wat hij bedoelde en terwijl hij de dorre bladeren van de boom sneed legde hij mij het nog een keer uit. Ik kwam terug met een mes……hahaha api betekent vuur.
Soms als ik in het taxibusje zit en iets te smikkelen bij mij heb, vraag ik ook aan de andere passagiers of ze eentje willen. Ze knikken en ik zie een glimlach, ook gaat hun hand de lucht in wat ik als teken opvat dat ze willen pakken wat ik voor hun neus houd. Al deze signalen betekenen een ‘Nee, bedankt’. Je begrijpt vast wel dat ik in het begin nog heel lang mijn pak koekjes voor hun neus hield!
Als zij mij iets aanbieden schud ik nee en zeg ‘terimah kasih’ waarop ik het opnieuw aangeboden krijg. Het ‘terimah kasih’, ‘dank je wel of bedankt, maakt dat het niet strookt met mijn non-verbale nee schudden.

Vier de verschillen…………..zou de huisarts van Ongky dat ook gedacht hebben toen hij mijn dada dada putih onderzocht of mijn borstontsteking helemaal over was?
Nodig ze uit voor het eten en ‘niemand’ komt, vraag of ze komen omdat je een paar foto’s van ze wilt maken en ze staan alle vijf tegelijk, prachtig uitgedost voor je deur!

De buren
Zijn zus staat met een plank, ongeveer zo lang als zijzelf, in haar handen. Ze schreeuwt en slaat de plank tegen zijn been. Ze roept nog iets, de plank komt tegen zijn schouder, daarna tegen zijn heup en de laatste klap opnieuw tegen zijn benen. Een andere zus en een stuk of zes kinderen staan erbij. Hij heeft zich niet verweert tegen de klappen maar loopt nu naar de weg en pakt een steen. De kinderen zetten het samen met de andere zus op een lopen. Ik hoor één van de kinderen huilen. Hij gooit een steen die te groot is om met één hand op te pakken richting zijn zus, die ik vanaf hier niet meer kan zien. Hij roept tjukie mai, pakt nog een steen en gooit. Bukt zich voor zijn laatste steen en doet nog een poging haar te raken. Hij loopt de weg op en zoekteen muurtje waar hij op kan liggen. Ik heb de neiging om naar Ferri toe te gaan, om te zeggen dat hij bij ons wel even zijn roes mag uitslapen. Ferri haalt regelmatig met zijn kruiwagen een grote jerrycan drinkwater voor ons. Hij verdient er een beetje geld mee en ik krijg de indruk dat hij het fijn klusje vindt. Ik zie hem vaak zitten bij de bocht. De bocht is zoals we dat in Nederland zouden noemen, een hangplek. ‘s Avonds op weg naar Ietje om eten te halen, kom ik er langs. Ik word altijd gegroet door iedereen die daar zit en als Ferri erbij zit, staat hij op om mij ‘selamat malam’ te wensen. Daarna vertelt hij elke avond opnieuw aan iedereen dat hij water voor ons haalt. Als je aan Ferri vraagt hoe oud hij is haalt hij zijn schouders op. Ik schat hem zeker eind dertig.
Dat ik geluiden hoor bij de buren, is niet nieuw. Ik heb Roy gevraagd met hoeveel mensen ze daar wonen. Hij zegt tien. ‘Daar’ is het stukje grond naast ons, met 2 huisjes plus een piepklein, ieniemienie huisje, waarvan de voorgevel bedekt is met luidspeakers. Ik denk dat Roy iedereen beneden de 20 jaar niet meetelt. Want als ik alles tel wat twee benen heeft kom ik op 17. Ik hoor daar of muziek of geschreeuw of een combinatie van die twee. Ruim twee weken geleden werd ik ’s nachts wakker van een harde stem en ging kijken. Ik zag Roy met ontbloot bovenlijf over straat lopen. Hij maaide met zijn armen en ik hoorde het woord bakelai een paar keer uit zijn mond komen. Zo zag hij er ook uit, gevechtsmodus aan. Er liep een jongen naast die, zoals het leek, Roy wilde meenemen naar huis waar Roy zich tegen verzette. Ik kroop terug in bed. Twee tellen later hoorde ik glas gerinkel en verschillende stemmen door elkaar. Het klonk zo heftig dat ik mijn nieuwsgierigheid niet wilde teleurstellen en weer ging kijken. Het taxibusje van Roy reed achteruit het erf af, iemand anders achter het stuur en iedereen die nog in de bus paste, klom erin. De volgende dag hoorden we dat Roy met zijn vuist door het glas had geslagen en daardoor de aderen in zijn pols open had gehaald. De eerste drie dagen vroeg John nog hoe het met Roy ging en wanneer hij thuis zou komen. Het was elke keer ‘besok’ (morgen) maar we zagen Roy niet. Inmiddels hebben we Roy nog niet gezien en zien we Vera, zijn vrouw, ook al een week niet. De oudste buurman, wiens bank ik nog niet heb gemaakt omdat hij eerst planken zou regelen, gaf geen antwoord toen John hem onlangs vroeg hoe het met Roy was. Kan zijn dat de man doof is, kan ook zijn dat dit het signaal is dat er niet meer over gepraat gaat worden.
Toen we in november kwamen, maakten we voor het eerst kennis met een opstootje waar deze buren bij betrokken waren. Ik zag bij een ander huis verderop in de straat veel mensen staan. Er was geen geschreeuw te horen en in feite niks te zien. Op mijn werk moet ik het ‘onderbuik’ gevoel dat ik bij situaties heb, melden. Nou, dat had ik hier ook! Ik zag Ferri erbij staan en daarna mijn kant op komen. Hij liep naar huis en even later weer terug met een klewang (groot kap mes) in zijn hand. Met de schrik in mijn lijf bleef ik kijken wat het vervolg zou zijn. Iemand uit de groep mensen legde zijn hand op Ferri’s schouder en begeleidde hem richting huis. Nu hoorde ik wel stemmen maar het doofde allemaal snel en de groep mensen ging uiteen.
In december was het opstootje naast ons, bij de buren. Voor het huis van Vera en Roy. Ik zag beide buiten staan, met de rest van hun familie er omheen. Op de weg stond een groep mensen o.a. de vrouw van het winkeltje verderop waar vorige maand dat opstootje was. Ze riepen dingen naar elkaar, Vera en die vrouw. Het werd luider en luider. De vrouw wilde naar Vera toe maar werd tegen gehouden door iemand. Ze rukte zich los en liep Vera’s erf op, gevolgd door de helft van de groep. Anderen uit de familie naast ons, begonnen nu ook te schreeuwen tegen de mensen op hun erf. Twee andere vrouwen, waaronder Ferri’s tante, trokken aan elkaars armen, kleding en haren. Ferri’s tante viel waarop hij naar binnen ging en terugkwam met zijn klewang. Gelukkig pakte iemand hem beet en zorgde ervoor dat het mes neergelegd werd. Ferri pakte een steen en gooide die richting de vechtende vrouwen. Waarop zij ieder opzoek gingen naar een steen om die naar elkaar te gooien! Ondertussen zag ik Vera zich omdraaien, deed ze haar rok omhoog zodat haar achterwerk zichtbaar was voor iedereen. De vrouw van het winkeltje gilde iets terug en gebaarde met haar armen, waarop Vera op één been ging staan, haar hiel van het andere been richting haar kruis en vanuit die positie haar been snel heen en weer bewoog. De stemmen werden luider en luider. De twee vechtende vrouwen hadden nu oog voor Vera’s beweging en lieten elkaar los. Toen een politieman op een motor aankwam en stopte bij dit schouwspel, gingen de gordijnen dicht en het publiek naar huis.

Begeleider bij een zorginstelling.
Mijn baan zou hier niet bestaan. Sterker nog, ik heb nog niemand gevonden die heeft kunnen bevestigen dat hier woonvoorzieningen zijn voor mensen met een handicap. Er is wel een schooltje, waar ik geweest ben, maar alle kinderen en volwassenen met een handicap wonen thuis. Lang leve de mantelzorg! Hoera voor de gemeente, niemand dient hier een aanvraag in voor een indicatie! Ik denk aan alle lastig begaanbare, steile paadjes. De absoluut niet rolstoel toegankelijke woningen, de hurktoiletten of het gat in de grond met wat plastic eromheen voor de privacy. De slaapplaatsen, matrassen of gevlochten matjes op de grond. Douchen d.m.v. een bakje jezelf met water overgieten, buiten op dezelfde plek als de wc of als je wat rijker bent, binnen of naast het huis onder een afdakje.
Wat na mijn ervaringen hier op mijn lachspieren werkt, is het idee van een zorgplan. Met daarin een doel plus de daaruit voortkomende acties gebonden aan afspraken en een tijdschema! Zeker weten dat als het op dezelfde manier zou bestaan als op mijn werk, er niemand maar dan ook helemaal niemand zou zeuren als de afspraken van weerskanten niet zouden worden nagekomen. Nu woont iedereen bij zijn familie maar ook ambulante begeleiding zoals in Nederland, zou humor zijn! Dagbesteding is hier ook niet. Zodra je van school af bent, mag je het met jouw familie uitzoeken waar jij je tijd mee vult. Ferri veegt elke ochtend het erf. Alle bladeren verzamelt hij en brengt ze in de kruiwagen naar achteren waar ze verbrand worden. Hij haalt water en doet andere klusjes rondom de drie huisjes naast ons. ’s Avonds zit hij vaak op het plekje bij de bocht of komt bij ons een praatje maken en een sigaretje roken en af en toe loopt hij dronken door het dorp.

Maart 2016

De klokkenluider van Latuhalat
Vanaf begin februari komt Tom, omgedoopt tot de klokkenluider van Lathuhalat, ’s avonds aanwaaien. Hij is met pensioen, dat krijg je hier alleen als je bij de overheid hebt gewerkt zoals hij bij de politie. Hij vult zijn dagen met onkruid wieden rondom de kerk, de kerkklok luiden om 16- en 20 uur en andere dingen voor de kerk. Eerder had hij ook nachtdienst, maar nu hij slechter ter been is niet meer. Hij kan immers niet rennen als er ’s nachts iets is. Elke nacht slaapt er iemand in de kerk, die luidt dan ’s morgens ook om 5 uur de klok en zet vervolgens een uur lang de muziek aan. Waarom wordt er in de kerk geslapen? Om ervoor te zorgen dat niemand komt snuffelen of iets jat. Wat kan er dan gestolen worden was de volgende vraag. Sing tau* was het antwoord! (*Weet ik niet)
‘Ik zie jullie elke avond zitten en denk steeds, ik zou wel een praatje met ze willen maken’, was Toms openingszin toen John langs de kerk liep op weg naar het hotel voor wat Wifi. Wij zagen hem ook al vanaf onze eerste dag. Elke dag reed er een stoer jochie op zijn brommer met een oude man achterop, voorbij. Bij het hek van de kerk stapte de oude man af. Zijn verschijning en manier van lopen vielen op. De rest van de avond reed het jochie op zijn brommer heen en weer door de hoofdstraat waaraan wij wonen. In het begin dacht ik nog waar gaat iedereen toch heen? Daar is niks, de straat loopt dood! Nu weet ik dat dat het vermaak is van de brommer jongens, vooral ’s avonds. Honderd keer op en neer door de hoofdstraat. Het hoekje, vlakbij Ietjes kraampje is het eindpunt of juist het startpunt; de hangplek! De oude man is dus Tom van zesenzestig jaar en het stoere jochie is Jo, zijn kleinzoon van veertien.
Nu zijn beurt bij de kerk er voorlopig op zit, komt hij hier het onkruid wieden. In een paar dagen heeft de tuin een complete metamorfose ondergaan. ’s Morgens vroeg, soms al om 7.00 uur, brengt Jo hem op de brommer. De brommer maakt een behoorlijk geluid en toen ik ernaar vroeg vertelde Tom dat het 100 cc was. Leuke brommer! Met zijn kretic sigaretje gaat hij op een laag krukje zitten en trekt, ondertussen rokend, alle sprieten uit de rotsachtige bodem. Mijn rol is koffiejuffrouw. Hij wil 1 schepje kopi tubruk en 3 scheppen suiker. Tegen 11.30 roep ik hem voor een bord nasi goreng en daarna gaat hij een tukje doen. Lekker op de koele tegelvloer hier binnen in de woonkamer. Als Jo vrij is van school, komt hij helpen soms komt Mea zijn zusje van tien mee. Als zijn kleinkinderen er zijn om mee te helpen, gaan ze naast opa liggen slapen. Hij en zijn vrouw zorgen voor hun drie kleinkinderen. Tom heeft ook een dochter die in Nederland woont, waar hij wel eens geweest is. Hij kan ‘aansteker’ en ‘mooi genoeg’, zeggen.
Inmiddels weet ik meer over het luiden van de kerkklok. ’s Morgens om 5 uur hoor je één slag, als die uitgegalmd is, volgen er twee korte. Dit herhaald zich 7 keer. Om 16 en 20 uur is het hetzelfde liedje. Als er iemand is overleden, wordt de klok 7 keer geluid, een enkele slag. Wel of geen muziek na het klokgelui is in overleg met de familie. Ik word al niet meer wakker van de kerkklok, terwijl hij op nog geen 30 meter afstand van mijn slaapkamer staat! De muziek wekt mij en dan kan ik mij niet herinneren dat ik de klok heb gehoord.

Vrouwen met O-benen.
Het wemelt ervan! Vooral oude(re) vrouwen zie ik met kromme bokkenpootjes op hun slippers rondlopen. Elke keer als ik van die beentjes zie, smelt mijn hart als teken van herkenning. Ik denk dat het komt door het dragen van de zware teilen gevuld met water, vis of andere spullen op hun hoofd. Mijn theorie is gebaseerd op het verhaal van mijn moeder. Tot mijn tweede jaar wilde ik niks eten. De dokter constateerde dat ik er al O-benen van kreeg omdat mijn hoofd te zwaar was om door mijn benen gedragen te worden en zei: ‘Ga maar naar de overkant, daar weten ze wel raad met haar.’ Direct na het consult stak mijn moeder de straat over, waar het ziekenhuis stond en meldde zich. ‘Kom maar hier mevrouw, wij leren haar wel eten’, waren de woorden waarmee de verpleegster mij in ontvangst nam. Na twee weken belde het ziekenhuis of ze mij nog een weekje mochten houden. Aan het einde van week drie kreeg mijn moeder mij weer mee met de woorden: ’Het lukt ons ook niet.’ Daar stond ik met mijn O-benen en tot op heden is er, behalve dat ik nu altijd zin in eten heb, niks veranderd!

Dagje zandstrand
Wil ik zwemmen in de zee dan mag ik eerst, balancerend over de rotsen, het water inlopen tot het punt waar het diep genoeg is om zwemmend verder te gaan. Daarom gaan we nu naar Natsepa- Beach. Ik voel mij blij en verheug mij op een dagje liggen op het stand. Heerlijk een plekje in de schaduw zoeken, lekker lezen en mijn muziek luisteren. Op het strand staan kraampjes waar je rujak kan kopen. Het is nog vroeg en niet alle kraampjes zijn al open. Ik kan nog net voorkomen dat John op iets trapt. Het is een heel jong katje. Niet groter dan mijn hand. Eén oogje zit dicht met push. Ik open mijn flesje water en giet wat in mijn hand om te kijken of het katje dorst heeft. Hij of zij doet niks. Voorzichtig maak ik zijn oog schoon. Er gaan duizend gedachtes door mijn hoofd en ik bedenk welke acties ik kan ondernemen en welke actie het meest in het belang van de kat is. Ik wil hem bij de stam van een boom neerleggen, minder in de zon en veiliger. Ik ben opgelucht dat ik hem hoor miauwen en dat hij even gaat staan als ik hem daar neerleg.
Op het strand spreid ik mijn handdoek en ga eerst maar eens verdrietig zitten zijn vanwege mijn machteloosheid, dat ik niet meer kan bijdragen aan dit kattenleven. Voor mijn neus zijn vier jongens bezig selfies te maken. In het water, uit het water en ze hebben pret. Eentje loopt tot aan zijn knieën het water in, doet zijn broek open en verdwijnt tot zijn middel onder water. Ik kijk waar de wind vandaan komt, hoe de stroming is, voor als ik straks in het water wil. Even later loopt een man het water in. Hij heeft een plastic zak in zijn hand. Ik denk onmiddellijk dat hij al die jonge katjes, want er zijn er vast meer, heeft verzameld en ze nu gaat verdrinken. Hij loopt een eind naar links. Hij stopt, ik zie hem aan zijn broek friemelen op een manier die niks te raden over laat. Ik zucht héél diep. Als hij klaar is loopt hij verder en dieper de zee in. Zijn hoofd wordt een klein donker stipje maar ik zie tot mijn opluchting dat hij uit zijn plastic zak, visnetten haalt. Het miezert een beetje. Ik heb geen zin in mijn boek en al helemaal geen zin meer om te zwemmen!
Het miezeren gaat over in echte regen. We schuilen. Het water heeft prachtige kleuren. Er liggen twee kleine motorbootjes, waarmee ik op dit moment alleen weg zou willen varen. De jongens zijn weg, de man is nog bezig met zijn visnet. Ik denk aan het katje en alle mensen die in mijn hart zitten. Op dit moment wens ik ze hier. (Ik denk dat zij dat ook wel even leuk vinden) Elke seconde zakt mijn treurigheidsgraad. Ik zit te denken of ik op de terugweg langs de boom loop of mijn kop in het zand steek.
Bij de boom ligt geen katje meer. Ik kies voor de gedachte dat hij heerlijk bij zijn moeder is.

‘Onze kat’,
De kat waarover ik schreef in januari, komt nog steeds elke dag rond hetzelfde tijdstip. Inmiddels weet ik dat het een zij is. Haar buik zag ik ronder worden en na een paar weken dacht ik dit kan niet alleen door het eten komen! Ik mag haar nog steeds niet aanraken. Een afstand van 30 centimeter kan ze aan. Al heb ik eten in mijn hand, ze blijft op 30 centimeter zitten. Ze krijgt brokjes en de vis van Ietje. Haha Ietje denkt dat John dol is op haar vis..….niets van waar, het gaat allemaal naar de kat! Een kleine week geleden kwam ze niet. Of aan het bevallen of ze is dood dacht ik. De volgende dag was ze er weer. Slanker en haar tepels nu duidelijk zichtbaar in een slappe buik. Moeder geworden! Na het eten verdwijnt ze, terwijl ze eerder na haar maaltijd heerlijk ging liggen en de hele avond bleef.
Ik wil graag weten waar ze woont, waar haar jongen zijn en of ze er nog wel zijn en achtervolg haar……Ik heb wel raardere dingen gedaan om helderheid te krijgen over bepaalde zaken, dus kan dit ook wel. Ik klim over het muurtje en beland in een stukje halve wildernis. De eigenaar is bezig de grond begaanbaar te maken. Er staat een afdakje en er ligt een oude fundering. Voor de rest puin, afval en onkruid. Sluipend en zo onzichtbaar mogelijk loop ik achter haar aan. Ze maakt een rondje langs de omheining, ik ook. Ik sta op iets, ze hoort het en ze draait zich om. We kijken elkaar aan en wachten af. Zij houdt het langer vol. Ik loop terug en klim weer over het muurtje terug onze tuin in.

Jonando
Half wakker zie ik dat het buiten al licht is. Ik kijk op mijn klok, 6.34. Ben ik ook door de muziek heen geslapen? Ik heb het nog niet gedacht of ik hoor de kerkklok. Zeven keer één slag. Er is iemand dood.
Tegen tien uur schil ik achter buiten een mango en hoor: ‘Tante Ingeeeee’ en zie de buurvrouw, die zo behendig is met de lange plank*, op hun golfplaten dak staan met haar armen in de mangoboom. Ik zeg: ’Hallo’ Waarop zei vraagt: ’How are youuuuuuuuuuuu’. Als ik heb gezegd dat ik ‘fine’ ben en hetzelfde aan haar vraag, zegt ze dat ze wat ziek is en graag een mango wil eten. Even later komt ze eraan en vertelt in een mix van Engels en Maleis dat het kleinkind van Tom, Jo, dood is. Ik voel verbijstering en vraag haar of ze het aan John wil vertellen zodat ik zekerheid heb dat ik gehoord heb wat zij bedoelt. Gisteravond heeft Jo Tom gebracht omdat we naar het hotel zouden gaan om een videogesprek met zijn dochter in Nederland te hebben. Jo was even in het hotel en op mijn vraag: ‘Wil jij wil jij niet met je tante praten?’ toen hij opstond om weg te gaan, antwoordde Tom dat Jo altijd op zijn kop kreeg als hij kattenkwaad had uitgehaald. Hieraan denk ik terug als de buurvrouw, die Novilina heet, het nieuws aan John vertelt. Afgelopen nacht heeft Jo een aanrijding gehad met een andere brommer en beiden zijn overleden. Ze zegt dat zij wel met ons mee wil naar Toms huis. We spreken af dat we dat eind van de middag doen. De mango en de yoghurt zet ik in de koelkast, geen honger meer.
Er stopt een brommer bij het tuinhekje, ik zie dat het Tom is en sta op om de voordeur open te doen. Hij roept: ‘ John, Inge!’ terwijl hij naar het hekje loopt. Ik loop, gevolgd door John, naar hem. ‘Jo sudah mati’ zegt hij en zijn ogen vullen zich met tranen. We houden ieder een hand van hem vast en kijken zwijgend naar zijn gezicht, met het tuinhek nog tussen ons in. ‘Komen jullie straks’, vraagt hij dan.
*) verhaal ‘Buren’ blog van februari
Eind maart schrijf ik verder over Jo.

Vervolg Jonando
We vertellen Novilina dat we eerder naar Tom gaan. Zij wil op de brommer omdat het zo warm is, wij gaan lopen. Bij Toms huis zijn mensen aan de zijkant bezig een heel groot zeil te spannen over een frame van bamboestokken. Voor het huis is al een zeil met daaronder stoelen. Allerlei mensen en kinderen lopen in en uit de woning en buiten rond. Tom staat voor het huis op de veranda. Hij wenkt ons. Ik begrijp dat Jo beschadigd is in zijn gezicht en er niet fraai uitziet. Terwijl hij dit vertelt lopen we naar binnen, naar Jo’s slaapkamer. Met een zwarte broek, een wit overhemd en witte handschoenen aan ligt daar een levenloze Jo. Zijn oma uit Amahusu zit naast hem, ze praat en huilt tegelijk. Ik hoor: ’Waarom nou?! Je moet maandag weer naar school! Je kan niet weggaan! Waarom luisterde je niet naar hem, Oh Jo! Oh Jonando! Jo! Jo! Jo! Toe wordt wakker, kom terug! Ik kan je niet missen! Joooooooo! ’ Mea die meegelopen is, houdt mijn hand vast en komt tegen mij aan staan. Ik kijk naar Jo. Tom aait Jo’s haar. Ik zie dat er door het raam wel zes paar ogen naar binnen kijken. Ik denk aan de eerste keer dat hij zijn opa kwam ophalen. Tom was nog lang niet uitgepraat met John en zei tegen Jo: ’Dudu’. Jo ging in een hoekje zitten en op mijn vraag of hij wat wilde drinken, kreeg ik een glimlach en een knikje waaruit ik niet kon opmaken of het nu ja of nee was. Een week later zag ik niks meer terug van die verlegen jongen. Als hij de kans kreeg maakte hij mij aan het schrikken wat hem een reuze grijns op zijn gezicht opleverde. Hij liet zijn favoriete liedjes horen. Ik ging bij hem achterop de brommer en heb daarna mijn ongerustheid geuit over zijn gladde voor- en achterband. De volgende dag showde hij een nieuwe tweedehands voorband. Zijn ogen die groter werden toen hij een foto van Mara zag, ‘ Bagus eh!’ ’ Helaas Jo, zij is 22’, zei ik. ‘Leer maar Engels, dan kun je met alle mooie meisjes over de hele wereld praten, hahaha, als je wilt praten!’ Het knikje met een grote lach als antwoord hierop. Als mijn aandacht weer terug is in het hier en nu, knijp ik in Mea’s hand en gebaar dat ik naar buiten ga.
John, Novilina en Tom lopen mee. We gaan in de kamer, grenzend aan de veranda, zitten. Het is eigenlijk de woonkamer maar de spullen zijn eruit omdat Jo hier wordt opgebaard. De familie is zijn kist aan het maken en straks komt hier de tafel te staan met daarop de kist, vertelt Tom. Hij pakt een kretik sigaret en geeft mij er ook een. ‘Ja, even samen roken’, zegt hij. John een Marlboro. Novilina wijst op haar zij en zegt tegen mij dat het daar nog pijn doet en dat ze daarom niet rookt vandaag. Terwijl wij daar zitten, lopen mensen heen en terug van en naar Jo’s kamer, hoor ik buiten geluiden, zie ik kleine kinderen achter elkaar aan rennen en hoor Jo’s oma nog steeds huilend roepen: ‘Waarom nou, waarom nou, Jonando!’ Als we weggaan vraagt Tom: ‘Komen jullie vanavond ook nog?’
’s Avonds ligt Jo in zijn kist. Witte stof binnenin en zwart aan de buitenkant. Over de zwarte stof lopen dunne draden die op bepaalde punten zijn vastgezet zodat de kist heel fijntjes versierd is evenals het deksel, die rechtop in de hoek staat. Er staan stoelen rondom de kist. De moeder van Jo is al gearriveerd maar ik zie haar niet. Tom zegt dat ze met haar baby, achter is. Er komen steeds meer mensen het erf op lopen. Ze pakken om de beurt de smalle betonnen trap naar de woonkamer om Jo te zien en gaan daarna terug naar buiten om plaats te nemen op de stoelen voor en naast het huis. Er komt een groep koperblazers aan. Ze gaan op de voor hen gereserveerde stoelen zitten, overleggen, papieren gaan over en weer, een stilte en dan zetten ze in. Ik heb ze vaker horen spelen en dacht toen: ‘Nou, nog een paar repetities en dan klinkt het misschien’. Nu blazen ze dezelfde klanken de avond in en past het bij alles wat ik om mij heen zie. De hond die achter mij ligt, jankt mee. Een vrouw probeert de hond te laten stoppen, haar laatste poging is het gooien van een steentje, nu neemt de hond de benen.
Het is tien uur geweest. Er staan cakejes en bekertjes water op de tafels. Ik pak water en druk het rietje door het plastic dekseltje. De kippen komen erbij en gaan opzoek naar de kruimels tussen alle benen. Om elf uur nemen we afscheid en zeggen ja op Toms vraag of we de volgende avond ook bij de dienst aanwezig willen zijn.
Maandagavond lijkt op de vorige avond. Het verschil is, dat de meeste mensen nu rond acht uur er zijn omdat er een dienst wordt gehouden. De koperblazers zitten ook weer op hun plek. De dominee spreekt. Ik zit beneden, vlak naast de veranda en kan ook naast het huis kijken waar alle stoelen bezet zijn. De dominee is naast het huis amper te verstaan. Ik zie mensen met elkaar praten, ik denk dat ze grappige dingen tegen elkaar zeggen als ik ze zie lachen en ik zie dat ze met hun mobieltjes bezig zijn. Plotseling komt er een grote zwarte auto met donker getinte ramen het erf op. Een paar koperblazers staan van schrik op, ze pakken hun instrument en stoel. De auto gooit ineens het stuur om en nu lijkt het alsof hij in zal rijden op de stoelen vlak naast de veranda, waar ik zit. De dominee stopt met praten. We kijken allemaal naar de auto, die stopt als de eerste stoel tegen zijn bumper komt. Er stappen twee mannen uit. Eén sprint de trap op en gaat de woonkamer in. Mensen gaan er achteraan en verdringen zich voor de ramen om te kijken wat er binnen gebeurt. Ik kan net zien hoe de man, steunend met zijn handen op de rand van de kist, zich over Jo heen buigt. Het is zijn zoon die daar ligt.
De dominee pakt de dienst weer op, daarna hebben we tot elf uur muziek van de koperblazers. De hond is afwezig.
Dinsdag lopen we om 9 uur al richting Tom, de begrafenis is om 10 uur. Tom vraagt aan John of hij foto’s wil maken. We gaan weer op het plekje zitten dat overzicht biedt, beneden naast de veranda. Tom komt een sigaretje roken. Voor hij weer opstaat, vertelt hij dat hij vannacht gelukkig wel even heeft kunnen slapen. De klasgenoten van Jo komen in schooluniform, sommigen hebben nog hun rugzak op en houden ‘m op. Het begint te sputteren. De mensen die komen zoeken een plekje onder een zeil of doen hun paraplu open. Alle stoelen zijn bezet. Het sputteren gaat over in regen. Er worden emmers neergezet op de plekken waar het zeil water doorlaat. Tom staat op de veranda en wenkt dat wij binnen moeten komen omdat het regent. Ik gebaar dat we prima zitten en ook droog. Hij blijft gebaren en de mensen naast mij maken mij duidelijk dat ik niks te kiezen heb en moet komen. Via de woonkamer die uitkomt in een andere kamer vol met mensen loodst hij ons naar het achterste gedeelte van het huis.
De achterkamer heeft een bank, een kast, een koelkast en een tafel. Er staan extra stoelen. We geven iedereen in de kamer een hand. Ze vragen wie wij zijn en als ze horen dat we uit Nederland komen wordt er gevraagd of we ‘die’ of ‘die’ kennen. Op hun mobiel zoeken ze via FB naar een foto van het Nederlandse familielid. Hier kan ik niet goed volgen of de dienst begint. John wurmt zich tussen de mensen door naar de woonkamer om foto’s te maken voor als de dienst begint. Mea heeft een gedicht geschreven dat ik graag wil horen dus houd ik mijn oren open. Na een tijdje hoor ik zacht gezang en in de microfoon Mea’s stem. Ik spring op en loop buitenom weer naar de voorkant. Onder het zeil dat aan de veranda vast zit, is nog een plekje waar ik droog kan staan. Zingend staan dames hun tranen weg te vegen terwijl Mea voordraagt. Het zingen is bedoeld als muzikale omlijsting van haar gedicht. Maar als zij zegt: ‘Omdat papa en mama zo ver weg wonen, zei jij vaak: ‘wees niet bang, jullie hebben een broer.’’ komt er een gezamenlijke hoge uithaal die alles overstemt en barst iedereen, ook die niet zingt, in huilen uit. Dit beeld, van een tien jarige meisje met haar gedicht, naast de kist van haar broer, haar (gescheiden)ouders ieder aan een kant van de kist, raakt mij diep.
De dienst is afgelopen. Wat er binnen in de woonkamer gebeurt kan ik alleen horen, niet zien. De klasgenoten van Jo stellen zich op in een rij. Dan wordt de kist door familie, naar buiten gedragen. Als ze de trap af zijn, klimmen ze naast de trap via stenen weer omhoog met de kist. Jo wordt boven naast de veranda begraven, maar de kist wordt niet over het muurtje van de veranda gedragen, wat wel de kortste route zou zijn. De kist zakt langzaam naar beneden, daarna worden er bloemblaadjes over heen gestrooid. Vervolgens worden er planken door gegeven naar boven die het graf dicht maken. Als de meeste mensen rondom het graf weg zijn zie ik Tom op het muurtje van de veranda zitten. Hij pakt hier en daar een verdwaald bloemblaadje en zorgt dat het op de planken neer dwarrelt. Toms broekspijpen zijn omgeslagen en hij heeft blote voeten. Hij zit voorover gebogen, zijn hand veegt nu de bloemblaadjes bij elkaar. Hij pakt een plank, tilt hem langzaam omhoog en buigt nog verder voorover om te kijken. Ik krijg tranen in mijn ogen als ik hem zo zie zitten. Hij ziet mij kijken en klopt met zijn vlakke hand op het muurtje. Als ik zit, houdt hij mij een kretic sigaretje voor. Hij steekt er zelf een op en zegt iets tegen iemand achter zich. Even later komt Mea met een neefje en twee plastic tassen aangelopen. Hier zit kleding in en andere lievelingsspullen van Jo, die moeten nog mee op zijn reis.
Ik voel mij dankbaar dat ik samen met deze familie het rouwen heb mogen delen deze drie dagen. Voor mij is het een bijzondere ervaring. Bijzonder in de zin van behoeftes die vervuld worden zoals: inspiratie, verbondenheid, samenwerking, acceptatie, beschouwing, ondersteuning, bewust zijn, liefde en natuurlijk rouwen en delen. De manier waarop: iedereen die komt op het moment dat hij zelf kiest of op de avonden of op de begrafenis, een ieder die doet wat hij wil doen: huilen, schreeuwen, met zijn mobiel ’spelen’, grapjes maken, praten terwijl een ander ondertussen in het openbaar spreekt, hoe de tassen in het graf verdwijnen en hoe daarna voor mijn neus, door de familie, cement, zand en grind gemengd wordt en als afsluiting over het graf gegoten wordt.

Door de visites van Tom krijg ik de kans van alles te vragen zodat ik meer begrijp van de dingen die ik hier zie gebeuren. Sinds Tom komt, komen er meer mensen aanwaaien. Eerder was de familie van John mijn enige informatie bron, of Mingus en zijn gezin. Nu worden mijn ervaringen van meerdere kanten belicht wat bijdraagt aan mijn helderheid, begrip, deelnemen aan het leven hier, communicatie en het leren. Wat na 4,5 maand hier wonen naar boven borrelt:
• Dat het ‘ergens iets van vinden’ er echt niet toe doet. Het bevestigt mij datgene wat NVC mij brengt.
• Ik heb tot vandaag geen uitlatingen gehoord over andere mensen of over groepen mensen zoals die uitlatingen wel eens in Nederland mijn oren ongevraagd binnenkomen. Mijn nieuwsgierigheid heeft een kleinschalig onderzoekje ingesteld naar: hoor ik de uitlatingen niet omdat ik de taal niet voldoende beheers of hoor ik het niet omdat men hierover zwijgt als ik erbij sta of praten mensen niet op die manier over elkaar? Mijn voorlopige conclusie is: de mensen praten niet op die manier over elkaar. Men laat elkaar, het is zoals het is. Er wordt heus over gesproken maar het is net of ze al weten: ‘Wat je vindt mag je houden!’ zoals de titel van Jan van Koert zijn boek. Dus geen drukte, geen ophef of ongevraagd iets tegen een ander zeggen. Daarnaast houdt elkaar laten, ook in dat men laat dat de buurvrouw haar broer met een plank slaat.
• Als je hier een hond aanrijdt, betaal je de eigenaar van de hond een bedrag omdat jij zijn hond hebt aangereden die los over straat aan het scharrelen was.
• In Nederland regelt de gemeente waar de verkeersdrempels komen. Hier doen de bewoners dat zelf. De drempels hier zijn houtenbalken die over de weg worden gelegd of een heel dik (scheeps) touw. Verkeersdrempels heten polisi tidur. (slapende politie)
• Als je er zelf voor zorgt dat je in het ziekenhuis belandt, door bijvoorbeeld in een dronken bui met je vuist door het glas te slaan, dan zijn alle kosten voor jou. Geen enkele verzekering, als men die hier al heeft, gaat dit vergoeden.

Het onderstaande stukje heb ik ook op 29 maart op FB geplaatst. Met een foto album en wat filmpjes erbij.
Alles went.
Dat klopt weer helemaal met de onderzoeksgegevens die Roos Vonk beschrijft in haar boek: ’Je bent wat je doet’. Gelukkig maar anders had ik haar een brief moeten schrijven. Wij zijn net als plantjes. Ontkiemt de plant in een donkere hoek dan groeit ze scheef, naar het licht toe. Het plantje past zich, net als wij, aan zijn omgeving aan, schrijft ze. Vervolgens: ‘Het aanpassen aan de omgeving is een overlevingsmechanisme. Evenzo merk je soms, als mens, als je terugkijkt dat je je aangepast en geschikt hebt. Dat was niet je bewuste plan. Op alle mogelijke manieren groeien wij scheef net als die plant. Soms worden we daar mooier van, soms lelijker.’ Wat ik grappig vindt is dat daarnaast een ander onderzoek (zelfde boek) uitwijst: ‘Mensen hebben het idee dat vooral anderen zich aanpassen en zijzelf niet.’ Dat klopt als een bus!
Maar, waar ben ik ondertussen aan gewend?
• Eén, twee, drie, vier of vijf mensen op één brommer. Hoe meer mensen hoe groter het aandeel kinderen.
• Meenemen van spullen op de brommer. Gisteren zag ik dat de passagier achterop een grote ronde tafel mee had. De diameter van het blad was van zijn kruin tot en met achterlicht en hij hield het als een soort schild op zijn rug. De man achterop en de bestuurder zaten a.h.w. ingeklemd tussen de tafelpoten. Vandaag zag ik een man die een behoorlijke lange ladder bij zich had! Naast kilo’s groenten, ijzer, ontelbare dozen eieren, heb ik o.a. kunnen vastleggen: een matras en een televisie als bagage op een brommer.
• Met 12 volwassenen en 4 kinderen in een angkutan zitten. Met 12 mensen, drie teilen kippen, 5 dozen noodle soup en ontelbare plastic tassen in een angkutan zitten.
• Angutans, brommers en motoren rijden in het donker met: voor en achter licht of alleen met voorlicht/ achterlicht of helemaal geen licht.
• Als de stroom uitvalt is het ’s avond pikdonker, ook dan voeren sommige bestuurders geen licht. Hebben ze het wel dan ziet het er zo uit. (video)
• Geen stroom, dan ook geen water. Kan uren duren. Wat wel weer een hoop rust oplevert, er is dan geen muziek!!
• Vrachtwagens met openlaadbak, vol met mensen. Of de pick-ups vol met tuinstoelen waarop mensen zitten of brommers waar de jongens nog opzitten.
• Kleine kinderen lopen alleen over straat. Overdag, en ’s avonds. Een straat, zonder trottoir alleen een berm van een halve meter. De straat die niet breder is dan twee elkaar passerende auto’s. De snelheid waarmee ik bestuurders door deze hoofdstraat zie rijden, samen met de loslopende kinderen maakt mij ongerust. In Haren zeggen we shared space, dat niet helemaal uit de verf is gekomen toen de fietsers ook op ‘de stoep’ mochten fietsen. Daar waren en het winkelende publiek en de fietsers niet op ingesteld. Het kon maar zo zijn dat je bijna omver werd gereden als je de Primera uitstapte. Hier in Latuhalat is het absoluut shared space! Ik voel mij nog niet 100 veilig als ik langs de weg loop.
• Kinderen, basisschool leeftijd, zwemmen in zee, zonder toezicht van een volwassene.
• Een winkel of kantor immigrasi gesloten terwijl de rest open is. Geen bordjes, briefjes met openingstijden of uitzonderingen daarop.
• Slapende mensen overal. In winkels, op kantoor, buiten op straat. Zittend of liggend
• Als je met de angkutan wil, ga je bij de weg staan. Daar waar het jou past om te gaan staan. Binnen een paar minuten komt er altijd wel een angkutan. Ik heb nooit langer dan 5 minuten hoeven wachten, ook op zondag niet! Ze stoppen voor jouw neus en staat een ander tien meter verder op, dan stoppen ze opnieuw. Met uitstappen is het hetzelfde. Niemand die denkt: ’Oh stapt zij hier uit ik moet tien meter verder zijn, dan stap ik hier ook uit. Wel zo gemakkelijk voor de chauffeur.’ Ben je onderweg en wil je (langs de route) een pakje ophalen of afgeven of drie grote jerrycans met benzine vullen? De chauffeur stopt even en wacht totdat jij gedaan hebt wat je wilt doen.
• De helm is verplicht. In Ambon stad zie je de meeste mensen met helm. Degene die in stad Ambon zonder helm worden meegenomen op de brommer zijn de kinderen. Buiten Ambon heeft de meerderheid van de bestuurders en passagiers geen helm op. We waren bij het politiebureau waar brommers af en aan het terrein opreden. Alle kind passagiers hadden geen helm op. Geen politieman die opspringt.
• Het omgaan met elkaar in het verkeer. Zet een Nederlandse chauffeur hier neer en na een kilometer meldt hij zich vrijwillig voor een spoedopname bij de crisisdienst van Lentis! Het lijkt alsof er geen regels zijn, maar als de regels niet worden nageleefd is het ook OK. de bestuurder aan wie geen voorrang wordt verleend of die, zoals wij dat zouden zeggen, wordt afgesneden, zal vriendelijk knikken, lachen, zwaaien of een grapje maken naar de veroorzaker. Ik heb geen middelvinger gezien of andere acties die op frustratie zouden kunnen duiden. Hier kijkt iedereen of het past, als dat betekent drie auto’s naast elkaar met een betjak en zes brommers (= gem. 18 pers) ertussen en geen mm asfalt zichtbaar, dan is dat OK.
• Overal hoor ik geluid, vooral muziek. Als ik tussen de verkeersgeluiden en de muziek luister, hoor ik vogels, kippen of honden.
• Is er een trouwerij in dit dorp dan kun je er zeker van zijn dat je de komende vier nachten tot 4.30 a 4.00 uur, muziek hoort. Toen ik dit voor het eerst hoorde, zag ik het bruidspaar in gedachte voor mij, zuchtend: ‘Ook de vierde nacht mijn ‘rot feest’ maar uitzitten…..’ Nou, dat bruidspaar komt en gaat wanneer het ze uitkomt. Er is gewoon feest en wie komt, die komt. Is er niemand dan is er altijd nog muziek waar de rest van het dorp misschien vrolijk van wordt…?!
• Om 5.00 uur de kerkklok en daarna een uur muziek. (Die video heb ik al eerder geplaatst.)
• Als ik iets wil eten en niet zeker weet of het vegetarisch is, vraag ik of er vlees of vis in zit. Inmiddels weet ik dat ik hier óók moet vragen of geen kippen-, varkens-, eenden-, koeien- of paardenvlees inzit. (hond laat ik achterwege) Nu weet ik dat ik ook expliciet moet vragen of er corned beef inzit……..
• Als ik duidelijk heb wat ik wil eten en het aanwijs, pakken ze de lepel uit de bak met vis om de boontjes met tempeh goreng op mijn bord te scheppen…….(dat laat ik niet gebeurenJ)
• Ietje en haar dochters roepen al om lepels tegen elkaar als ik eraan kom. Zij zijn inmiddels afgericht.
• Alle andere dagen waarop de kerk iets viert, zoals gisteravond, paasfeest. Vanaf 20.00 tot 3.00 uur, muziek, spelletjes, zingende en dansende kinderen voor de deur. (Slapen onmogelijk)

Op mijn netvlies
• Jo, de bocht vlak bij ons huis waar de resten van zijn brommer liggen. Jo, opgebaard thuis met alle familie en vrienden en het organiseren en klaarmaken van alles dat nodig is de komende dagen.
• Het katje op het strand
• Nog zo’n klein katje maar nu in het drukke centrum bij de terminal. (vertrekpunt van alle angkutans) Deze zoekt bij het afval iets te eten, miauwt en miauwt en strekt haar kleine lijfje uit en kijkt om zich heen. Ik moet doorlopen van mijzelf.
• Een hond die door een aanrijding met een behoorlijk kapotte poot langs de weg ligt, voor een huis. Ik aai hem en probeer of hij wat water wil drinken. Zijn baas komt eraan rijden. Ik wijs op de poot. Hij stalt zijn brommer en komt terug met een mes. Ik weet niet wat ik denken zal. Mijn gedachtes gaan vanzelf na al die verhalen hier.
• De hond van de buren die met een harde, doffe klap geschept wordt door een angkutan. Een grote plas bloed op straat. De hond trekt nog een paar keer met zijn poten en ligt dan stil. Er komen mensen aangelopen, o.a. de buurvrouw en zij bevestigd dat het haar hond is. Ik zie geen gezichten waar ik iets van schrik of verdriet vanaf kan lezen. Als ik dit zou zien op een film, zonder geluid en zonder dode hond, zou ik denken dat er een pak eieren van een brommer is gevallen. Nu ik dit opschrijf denk ik, ‘nee’ Als er eieren zouden vallen zou er vast veel meer af te lezen zijn van de gezichten, het is immers eten!
• De tuin van Roy wordt vol. Toen we hier kwamen hadden ze vier honden en een tante, nu twee honden en geen tante.

 

markt

April 2016

Rolstoel, rollator of slecht ter been, dan kan je in Ambon nergens heen.
In februari schreef ik over de ontoegankelijkheid van huizen voor rolstoelen. Ik heb toen nog niks gezegd over de trottoirs. Ik moet ongeveer een halve meter omhoog stappen voor ik er opsta. Vervolgens al lopend naar de grond kijken omdat er putdeksel ontbreken. Onoplettendheid kan binnen drie meter een gebroken been of ander mankement opleveren.

Rochelen, neuspeuteren en boeren in gezelschap
Om alles eens te ervaren of je zou kunnen zeggen dat het te maken kan hebben met het adaptieproces wat Roos Vonk beschrijft, heb ik in gezelschap in mijn neus gepeuterd. Ik merkte dat ik onopvallend, al peuterend rond keek of iemand er aandacht aan besteedde. Now one did. De angst om hier in gezelschap te boeren heb ik nog niet overwonnen, daar werk ik aan. Een rochel is al wel gelukt. We waren bij het politiebureau om aangifte te doen van Johns verloren I-Phone. In een hokje direct naast de slagboom zaten vijf mannen in politie-uniform, te roken, kletsen en op hun mobiel. We vertelden waarom we kwamen en namen plaats op het bankje, wachtend tot de ruimte vrij was waar aangifte gedaan kon worden want er werd daar nog vergaderd. Er werd gevraagd waar John zijn mobiel was kwijtgeraakt en een andere agent vroeg: ‘Waarom aangifte doen want je krijgt het toch niet terug.’ John vertelde dat het nodig was om in Nederland iets terug te kunnen krijgen van de verzekering. Daarna een gesprek tussen de politiemannen en hoorden we één daarvan het nog een keer uitleggen aan de anderen. Daarna vertrok iedereen op één na. Die ging aan de balie zitten. De balie is een plank voor een raamkozijn waar geen raam inzit. Hij keek wat op zijn mobiel en haalde zijn neus op en maakte een rochel klaar. Hij ging staan en spuugde de rochel over de plank heen, door het kozijn naar buiten. We hebben een uur gewacht en ik heb hem zeker vijf keer horen voorbereiden, rochelen dus en zien spugen. Toen dacht ik: ’Nu ik!’ En sprong op.
Het kostte moeite om genoeg materiaal te verzamelen in mijn keel en naar voren te stuwen zodat het klaar lag om te spugen. Ik heb mijn best gedaan om de volumeknop goed open te zetten bij de voorbereiding. Toen ben ik opgestaan en naar de deur, die er niet in zit, te lopen en heb ook vlak voor het hokje buiten op de stoep gespuugd. De man achter de balie keek niet op of om.

Niet invullen voor een ander
Daar heb ik over geschreven in januari, hoe lastig dit is voor mij. Gelukkig kan ik dagelijks voldoende oefenen en maak ik vorderingen. Ik schreef in januari dat ik het initiatief bij zuster Wilhelma had gelaten. Heeft ze mij nodig en wil ze van mijn aanbieding gebruikmaken dan heeft ze mijn nummer en kan ze bellen. Hoe vaak ik niet gedacht heb: ’Wat sneu, die durft natuurlijk niet te bellen’ en mijn vriendin appte mij: ’Denk je, misschien is ze mijn nummer wel kwijt en belt ze daarom niet terwijl ze heel graag contact wil opnemen?’ Ja, dat heb ik inderdaad gedacht! Een ‘gratis invuller’ heeft alle mogelijke opties, waarom de ander geen initiatief neemt of stappen zet, allang bedacht en zoekt de meest plausibele verklaring om actie te ondernemen, in te springen, ongevraagd het over te nemen, hulp te bieden. Als Wilhema echt heel graag had gewild dat ik zou komen, had ze ook pater Böhm kunnen bellen en hem om hulp vragen. Kan zijn dat ze nooit geleerd heeft om te vragen wat ze nodig heeft…? Mmm wat zou erachter kunnen zitten dat ze niet belt, zal ik dan toch…? Nee, Inge STOP!
Eerlijk gezegd ging het mij best gemakkelijk af. Een paar keer schoot het door mijn hoofd maar de drang om actie te ondernemen was niet dominant aanwezig.
Toen ik een keer in mijn valkuil trapte zei mijn dochter: ‘Mam, NIVEA….Niet Invullen Voor Een Ander. Vandaar de titel van dit stukje.

27 Miljoen armer
Update over Roy, de buurman van blog januari en februari. De teller bij mij staat nu op 24 personen van wie ik zeker weet dat ze op het stukje grond, met de drie huisjes, naast ons wonen. Misschien bedoelde Roy dat er totaal 10 mensen bij hem in huis woonde?
Nadat ik had geschreven dat Roy nog niet uit het ziekenhuis was, zagen we hem natuurlijk een dag later vrolijk zwaaiend met 1 arm, de andere in het gips, in zijn deuropening. Hij vertelde dat er drie aders kapot waren gegaan en dat zijn spieren stuk waren. Hij liet zien dat hij zijn hand een beetje kon openen.
Een andere avond stonden we voor te kletsen met Adebu, Tom, John en Roy. (foto FB van links naar rechts) Roy vertelde dat de rekening van het ziekenhuis Rp. 27.000 000 bedroeg. Een verzekering keert niks uit omdat je zelf de schade hebt veroorzaakt. Maar hij had ook geen verzekering. Toen wij met grote ogen ‘pieuw wat een groot bedrag’ zeiden, verzekerde hij ons dat hij dat geld wel had liggen. Omgerekend €1862,- Een bedrag dat ik niet op de plank heb liggen.

Belandas zijn rijk.
Inmiddels is ook zijn bus, Roy’s angkutan, helemaal opgeknapt. Nieuwe motor, opnieuw gespoten, banken overtrokken etc. De bus ziet er weer mooi, bijna nieuw, uit. Deze en andere ervaringen maken dat mijn eerste indruk: ’De mensen hier hebben niet veel geld en kunnen niets’ inderdaad mijn eerste indruk is! Mingus vertelde tijdens een van onze wandelingen toen we door Seilale liepen, dat hier veel mensen woonden die in Latuhalat een tweede huis hadden! ‘Oh…?’ Ook vertelde hij dat zijn ene dochter in Jakarta was, gewoon gezellig met vriendinnen en later was de andere dochter naar Bali. Beide dochters werken om toerbeurt in het etenskraampje van hun moeder en hebben geen ander betaald werk. Wij worden als enorm rijk gezien, hier zomaar een half jaar op vakantie! We kopen zelfs elke avond voor €0,70 een bordje eten en koken niet zelf. Daarnaast zie ik elke avond ontelbare kinderen naar het winkeltje lopen en met een bekertje drinken, snoep of ander lekkers terugkomen. Omdat we als enorm rijk gezien worden is er gisteren ingebroken. Ramen kunnen hier niet goed sluiten en ze zijn zo binnen. Wij waren 100 meter verderop bij Collin Beach voor Wifi. Al mijn voorzorgsmaatregelen voor zulke acties, had ik die middag net niet getroffen. Gelukkig is er alleen geld weg Rp.600.000 dat is €41,- en zijn de boefjes nu vast heel gelukkig. Fijn dat we een bijdrage hebben kunnen leveren aan hun financiële welzijn. Ik ben blij dat mijn laptop met al mijn kilometers schrijfwerk er nog is evenals onze paspoorten en bankpasjes.

Vertrouw zelfs je buren niet!
Lucky (spreek uit: Loekie) heeft deze maand dienst bij de kerk. Onder andere de klok luiden, de muziek ’s morgens van 5 tot 6 aanzetten, de boel klaarzetten als er een trouwerij is etc. Hij was geschokt toen we vertelden van de inbraak. Hij gaat nu goed opletten of hij verdachte dingen ziet, zegt hij. Ook had hij wel een idee wie het geweest zouden kunnen zijn, hij hoopte ze een volgende keer te kunnen betrappen want dan gaan de jongens naar een plek in het dorp waar ze afgeranseld worden…..’Huh’ denk ik, daar sta ik dan met mijn NVC a way of life… Het is gebruikelijk dat wij dan komen kijken hoe ze, in dit geval 600 keer, slaag krijgen omdat het om 600.000 roepia’s gaat. Ik heb in februari al gezien hoe Novilina haar broer met een plank slaat, dat is voor mij genoeg. ‘Vertrouw niemand’, zei Lucky, ‘zelfs je buren niet.’ Zijn uitspaak doet mij denken aan neef Frans uit Haria. Die riep bij alles, dat je niemand hier moest vertrouwen en ook moest oppassen met wat je vertelde. Dan is voor mij het cirkeltje weer rond en voel ik mijn ongemakkelijkheid bij al die vriendelijkheid. Zo vriendelijk dat ik twijfel bespeur bij mijzelf, wat meent iemand en wat niet. Wat schenk je mij uit jouw hart en wat doe je omdat je hoopt dat ik er geld voor betaal? Veel behoefte aan helderheid in zulke zaken!
Onlangs stonden we te wachten op de angkutan toen de auto van het Collin Beach hotel stopte met de vraag of we mee wilden rijden naar de stad. Dat is zo’n situatie. Vragen ze het omdat ze geld kunnen verdienen of vinden ze het leuk om ons een plezier te doen? We zijn ingestapt en hebben bij het uitstappen niet gevraagd wat het kostte, maar gezegd hoe blij wij waren met deze lift. De volgende avond dat wij in Collin Beach waren voor wat Wifi, kwam de eigenaresse ons twee T-shirts brengen. Om ons te bedanken voor de nieuwe menukaart die ik in januari gemaakt heb met de meisjes van het hotel.
Oh nog toe te voegen; John heeft na drie dagen zijn I-phone weer teruggekregen. Door de oplettendheid van de angkutan chauffeur in wiens busje hij de telefoon had laten liggen en Poly die elke dag op de terminal roept:’Latuhalat satu lai!’ Zijn werkzaamheden zijn: aan de mensen die richting Latuhalat gaan, vertellen hoeveel personen nog in het busje passen, helpen om de tassen, teilen, dozen en andere boodschappen in de bus te zetten. Als de angkutan vertrekt krijgt hij Rp.1000,- Dat is 7 eurocent. De chauffeur vertelde aan Poly, dat hij een Nederlandse I-phone had gevonden.

Dansen met mijn schaduw.
Er zijn momenten dat ik mij helemaal wil afsluiten. Even alleen zijn, geen prikkels van buitenaf. Ik pak mijn I-pod, doe de oordopjes in en zet lekker mijn muziek aan. Sommige muziek nodigt mij uit tot bewegen of je het dansen kunt noemen vraag ik mij af. Afijn, ik ben samen met mijn schaduw de in de kamer! Ik heb ondervonden dat het heel wat behoeftes vervuld om met mijn schaduw te dansen.

Hondje met zere poot is dood.
Het hondje dat ik op een van mijn ochtendwandelingen langs de kant van de weg aantrof, net aangereden en met een zere poot, is dood. Ik heb het nagevraagd aan de eigenaar. Gisteren liep ik langs zijn huis, zag hem sleutelen aan zijn brommer en zag een soort gelijk hondje liggen. Dat hondje mankeerde niks aan zijn poot. Of het is helemaal goed gekomen of het is een andere hond en ik wil het weten! Ik ben op de man afgestapt en heb hem gevraagd naar de hond met die poot. ’Oh die, die aangereden was. Nee, die is dood’ antwoordde hij. Mmmmm dan heb ik dat, toen hij met zijn mes aankwam die ochtend, goed geraden.

Het weer,
De warmte heeft invloed op mijn energielevel. Dat frustreerde mij behoorlijk maar inmiddels volledig geaccepteerd. Sterker nog nu het dagen heeft geregend en de temperatuur een paar graden gezakt is, ’s avonds is het plusminus 27 graden dat is 10 graden lager dan overdag, heb ik ’s avonds twee keer koud gehad!
Het mooie van die ontwikkeling, lager energielevel, is dat ik het absoluut niet meer voor elkaar krijg om duizend dingen te doen in een dag, wat thuis met gemak lukt! Zalig om zo af te kicken! Geen eens een ‘cold turkey’. Ik voel me daarom ook zeer voldaan met de 50 ramen die ik geschilderd heb. “Oh woon je daar in een villa”, denk je misschien. Nee, ze houden hier blijkbaar meer van ramen (en raamkozijnen) dan in Nederland. Een klein bovenraam en daaronder een groot raam met allemaal van die latjes. Zie foto FB. In de woonkamer al 5 grote ramen, 6 bovenramen en een voordeur. De woonkamer ben ik met drie passen doorheen. Toch zoveel ramen.

Definitie van het woord afspraak: Overeenkomst. Bijv. ‘afspraak is afspraak’; de overeenkomst of belofte moet worden nagekomen. Art. 217 Boek 6 BW
Toen ik dit las schrok ik toch wel even….

We zijn in de gevangenis op bezoek geweest bij de zoon van Ongky. Hij zit er al 2 jaar en heeft nog 3 te gaan. Ik was reuze nieuwsgierig naar de gevangenis her en heb Ongky gevraagd of het mogelijk was zijn zoon daar te bezoeken. Wat een verschil met Nederland!, Vier de verschillen, nou ik denk dat aan beide kanten wat te vieren valt. Ik had niet de indruk op visite te zijn in een gevangenis. Opvallend was dat ik nog niet eerder zo’n schoon gebouw heb gezien in Ambon plus een heel verzorgde tuin. Maar ja, ze hebben genoeg vrijwilligers om dat te onderhouden….

Overal beesten en beestjes….
Dat ga ik niet missen als ik thuis ben. Ik ben eraan gewend, vooral ‘s nachts bij een bezoek aan de toilet eerst twintig reuze mieren van de wc bril blazen, de kakkerlakken in huis, de sprinkhanen waar ik af en toe per ongeluk in grijp als ik mijn tandenborstel pak of mijn hand op de leuning van de stoel leg. De tjiktjaks, die zijn werkelijk overal in huis. Gewoon gezellig! Ratten heb ik nog niet in en rondom ons huis gezien, wel in eetcafé Sibu Sibu en op andere plekken in Ambon. Het went echt.

Vier de verschillen
In je pyjama naar de winkel. Ik zie iedereen het doen en ik doe het ook als ik ’s morgens nog geen zin heb om mij aan te kleden. Heerlijke ervaring! Misschien zet ik dit wel in Haren voort….Let maar op!
Helaas geen foto hiervan, maar zodra jouw tenen bij de grond kunnen als je op het brommerzadel zit, leer je brommer rijden. Leeftijd maakt niet uit. Het gaat om je lengte!
HACCP….Ik bestel 1 ‘koekje’. Ik krijg een schaaltje met 2 stuks. Eerste verrassing is dat ik toch vlees aantrof terwijl ze mij vertelde dat dat er niet in zat.(Toen ik om opheldering vroeg zei ze:’Daging? (vlees?) Sing, (Nee) Corned beef’ ) De tweede verrassing is dat het koekje dat je niet opeet, weer terug in de vitrine gaat! En niet alleen bij mij.

Heerlijk zes maanden vrij!
In deze vrijheid verlang ik inmiddels naar de vrijheid om te kunnen gaan en staan waar ik wil.
Ik verlang naar de temperatuur in Nederland
Ik verlang naar mijn fiets en het lekker overal heen kunnen fietsen.
Ik verlang naar het delen van mijn gedachtes en gevoelens, met mijn familie en vrienden. Het schrijven op mijn blog heeft mij deze maanden geholpen.
Ik verlang naar rust en stilte met alleen geluiden uit de natuur.
Ik verlang naar wandelingen met Radja.
Ik verlang naar een volgende reis……!